INTERESTEN - 18.11.2019

Beperking interestaftrek in functie van ebitda: de fiscus verduidelijkt de grandfathering-clausule

In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting – en naar aanleiding van de omzetting van de Europese Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD) – worden de bestaande onderkapitalisatieregels vanaf aj. 2020 gedeeltelijk herzien. Voor leningen gesloten uiterlijk op 17 juni 2016 blijven de oude regels gelden mits zij niet substantieel gewijzigd werden. De fiscus heeft nu verduidelijkt wat onder ‘substantiële wijzigingen’ verstaan moet worden.

Beperking interestafrek

Bestaande regeling: 5/1-ratio

Op heden voorziet de wetgever onder meer – ruwweg gesteld – dat twee categorieën van interesten niet aftrekbaar zijn in de mate dat de leningen waarop zij betrekking hebben meer bedragen dan vijf keer het fiscaal eigen vermogen van de vennootschap. Het gaat om (i) leningen toegekend door entiteiten gelegen in zgn. belastingparadijzen en (ii) leningen toegekend door verbonden vennootschappen. Daar waar de aftrekbeperkingen op niveau van betalingen aan belastingparadijzen onverminderd behouden blijven, wijzigt het fiscaal kader voor interesten gerelateerd aan de tweede categorie van leningen.

Nieuwe regel: nettofinancieringskosten

De nieuwe regeling neemt de nettofinancieringskosten in hoofde van de betrokken vennootschap onder de loep. Deze nettokosten worden gedefinieerd door het positieve verschil tussen (i) het geheel aan interesten (en gelijkwaardig) die tijdens het belastbare tijdperk als beroepskosten aangemerkt werden en (ii) het geheel aan interesten (en gelijkwaardig) die in de winst van ditzelfde belastbare tijdperk begrepen zijn. Merk op dat de wetgever hierbij niet langer uitsluitend betalingen tussen groepsvennootschappen viseert. Ook interestbetalingen tussen derden worden binnen de scope van de berekeningsmethodiek gebracht.

Beperking in functie van ebitda

De aftrekbaarheid van het aldus berekende nettofinancieringskostensurplus wordt vervolgens gelimiteerd tot het hoogste van volgende twee bedragen:

  • € 3 miljoen (dit is de zgn. de minimis-regeling); dan wel
  • 30% van de fiscale ebitda van de belastingplichtige.

Enkel belastingplichtigen in wiens hoofde het financieringskostensurplus hoger ligt dan € 3 miljoen, zullen bijgevolg geïmpacteerd worden door deze nieuwe maatregel. Voor hen zal de berekening van de relevante fiscale ebitda van cruciaal belang zijn.

De regeling omvat verder nog een reeks techniciteiten. Zo is zij onder meer niet van toepassing op alleenstaande entiteiten, bepaalde vennootschappen actief in de financiële sector, en geldt een specifieke benadering voor vennootschappen actief in publiek-private samenwerking. Ook worden specifieke regels voorzien voor groepsvennootschappen.

Toepassingsgebied

Kmo-vennootschappen, die onder de de minimis van € 3 miljoen blijven, ontsnappen aan de nieuwe aftrekbeperking. Vermits deze nieuwe aftrekregeling in een groepscontext het bestaande 5/1-principe vervangt, kunnen deze vennootschappen – vanuit fiscaal oogpunt – voortaan opteren voor een overmatige intragroep-schuldfinanciering, zonder hiervoor fiscaal afgestraft te worden.

Voor de volledigheid wijzen we er ook op dat de nieuwe interestaftrekbeperkingen – die voortaan refereren naar de ebitda op niveau van de vennootschap – uitsluitend een impact hebben op de bestaande aftrekbeperking gekoppeld aan de 5/1-schuldratio binnen verbonden vennootschappen. De overige interestaftrekbeperkingen blijven daarnaast behouden. Zo blijven onder meer de regels inzake betalingen aan belastingparadijzen en de herkwalificatie van interesten naar dividenden onverminderd van toepassing.

‘Grandfathering’-clausule

Nieuwe leningen

De nieuwe regeling is evenwel enkel van toepassing voor nieuw gesloten leningen en leningen waaraan – sinds scharnierdatum 17 juni 2016 – substantiële wijzigingen aangebracht werden. Voor leningen die vóór deze datum gesloten werden en die geen substantiële wijzigingen ondergingen, blijft de aftrekbeperking in functie van de 5/1-ratio onverminderd van kracht.

Circulaire

Gezien de fiscale impact van de vraag of een bestaande lening al dan niet onder die grandfathering-regeling valt, is het van belang meer inzicht te verwerven in wat begrepen moet worden onder de notie ‘substantiële wijzigingen’. De Administratie bracht in dit kader verduidelijking via een circulaire (circulaire 2019/C/89, 11.09.2019) . Zij meent alvast dat er sprake is van een fundamentele wijziging ingeval een lening geherfinancierd wordt. Verder wijst zij erop dat geval per geval nagegaan moet worden of een wijziging al dan niet fundamenteel is.

Niet-fundamentele wijzigingen

Voor de fiscus vormen kleine administratieve aanpassingen zoals het rekeningnummer waarop de schuldenaar zijn aflossing stort of een wijziging van de benaming of de rechtsvorm van een van de betrokken partijen net als een wijziging van de adresgegevens van een van de betrokken partijen, geen fundamentele wijzigingen.

Een wijziging van de duurtijd van de lening die al vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is en die voortvloeit uit een automatische verlenging en een wijziging van de interestvoet of interestberekening die al vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is, maken evenmin een fundamentele wijziging uit.

Ook een wijziging van de betalingsmodaliteiten van de interesten (bijvoorbeeld trimestriële betaling in plaats van een maandelijkse betaling) wordt net als een wijziging van de oorspronkelijke (zakelijke) waarborg niet als een fundamentele wijziging aanzien. Datzelfde geldt ook voor de opname van voorschotten vanaf 17 juni 2016 van een kredietovereenkomst die gesloten werd vóór 17 juni 2016.

Fundamentele wijzigingen

Daarentegen wordt een wijziging van de duurtijd van de lening die niet vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is, net als een wijziging van de interestvoet die niet vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is, wel geacht een fundamenteel karakter te hebben.

Hetzelfde geldt ook voor een wijziging van het geleende bedrag en voor een wijziging in de interestberekening die niet vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is.

Tot slot maakt ook een wijziging of vervanging van een of meer oorspronkelijke betrokken partijen, behalve een wijziging of vervanging van een oorspronkelijke kredietverstrekker die al vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien is, een fundamentele wijziging uit.

Vennootschappen met minder dan € 3 miljoen nettofinancieringskosten ontsnappen aan de nieuwe aftrekbeperking van interesten in functie van de ebitda. Aangezien de nieuwe regeling de bestaande 5/1-thin-cap-regels vervangt, kunnen zij – althans voor nieuwe leningen – opteren voor een overmatige intragroepsfinanciering, zonder fiscaal afgestraft te worden. Leningen gesloten vóór 17 juni 2016 die niet fundamenteel gewijzigd worden, vallen niet onder de nieuwe aftrekbeperkingen. Voor deze leningen blijft de 5/1-aftrekbeperking binnen een groepscontext wel van kracht. Er is bv. sprake van een fundamentele wijziging als het geleende bedrag aangepast wordt of als de interestvoet, de interestberekening of de duurtijd van de lening aangepast worden zonder dat die aanpassing vóór 17 juni 2016 contractueel voorzien was.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878