Inbreng van nijverheid: vennootschapsrechtelijk, fiscaal en boekhoudkundig
Vennootschapsrechtelijk
Wat is een inbreng van nijverheid?
Een inbreng van nijverheid is “een verbintenis om arbeid of diensten te presteren” en vormt dus een bijzondere vorm van ‘een inbreng in natura’ (art. 1:8, §2, lid 3 WVV) , d.w.z. “de inbreng van enig ander lichamelijk of onlichamelijk goed” (art. 1:8, §2, lid 2 WVV) . Een essentieel verschil tussen een klassieke inbreng in natura en de inbreng van nijverheid is dat er in het eerste geval sprake is van een bestaand goed, dat lichamelijk kan zijn (bv. een gebouw, aandelen) of onlichamelijk (bv. schuldvorderingen, cliënteel, bewezen diensten), terwijl er in het tweede geval een nog niet bestaand onlichamelijk goed ingebracht wordt, nl. nog te presteren, toekomstige diensten.
Waarvoor te gebruiken?
Nijverheidsaandelen kunnen toegekend worden aan personen die zich ertoe verbinden om hun kennis, ervaring, creativiteit, ... te investeren in een onderneming. Ze kunnen een instrument zijn om inzake zowel de stemrechten als het aandeel in de winst tot een evenwicht te komen tussen de ‘ondernemers’ en de ‘geldschieters’. Eventueel kan de uitgifte van nijverheidsaandelen gecombineerd worden met een ongelijke verdeling van stemrechten en dividenden. In een BV is het immers niet meer vereist dat elk aandeel slechts één stem en een gelijk recht op een deel van de winst heeft (art. 5:41-5:42 WVV) .
Welke regels?
Vermits een inbreng van nijverheid een bijzondere vorm van inbreng in natura is, moeten de oprichters (art. 5:7, §1 WVV) of, voor een bijkomende inbreng, het bestuursorgaan (art. 5:133, §1 WVV) en een bedrijfsrevisor een verslag opstellen. Voor de wijze waarop de waardering van de inbreng moet gebeuren, gelden geen wettelijke voorschriften.
Verder is de schuldenaar van een inbreng van nijverheid aan de vennootschap rekenschap verschuldigd van alle winsten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de activiteit die hij ingebracht heeft, en mag hij voor de volledige duur van zijn inbreng de vennootschap noch rechtstreeks of onrechtstreeks beconcurreren, noch enige activiteit ontwikkelen die de vennootschap nadeel zou kunnen toebrengen of de waarde van zijn inbreng zou kunnen verminderen (art. 1:9, §2, 3° WVV) .
Wanneer de schuldenaar van de inbreng definitief in de onmogelijkheid verkeert om zijn verbintenissen na te komen, wegens overlijden, onbekwaamheid of enige andere vreemde oorzaak (art. 5:10 WVV) , dan komen de aandelen die hem uitgereikt zijn, tegen zijn inbreng te vervallen. Zij geven dan enkel nog pro rata temporis recht op een eventueel dividend met betrekking tot het lopende boekjaar. Is de onmogelijkheid slechts tijdelijk, maar duurt ze meer dan drie maanden, dan worden de maatschappelijke rechten die verbonden zijn aan zijn aandelen, opgeschort voor de duur van die onmogelijkheid die de drie maanden overstijgt. In de statuten kunt u wel een afwijkende regeling treffen.
Fiscaal
Terugbetaling kapitaal
Het gestorte (fiscale) kapitaal van een kapitaalloze vennootschap is gelijk aan het eigen vermogen van de vennootschap als bedoeld in het Belgisch recht of het buitenlands recht dat de vennootschap beheerst, in zoverre het gevormd wordt door werkelijk gestorte inbrengen in geld of in natura, andere dan inbrengen in nijverheid, en in zoverre er geen terugbetaling of vermindering plaatsgevonden heeft (art. 2, §1, 6° en 184, lid 1 WIB 92) .
Nijverheidsaandelen vertegenwoordigen dus geen gestort fiscaal kapitaal. Dit heeft o.a. tot gevolg dat de houders van nijverheidsaandelen geen zelfs maar gedeeltelijke belastingvrije terugbetaling van gestort kapitaal kunnen ontvangen, noch tijdens het bestaan van de vennootschap, noch bij de vereffening ervan. Ook in de vergoeding die de BV betaalt aan nijverheidsaandeelhouders voor de inkoop van de aandelen of – voor zover dat mogelijk is – een uittreding of uitsluiting van aandeelhouders, zit er geen stuk belastingvrij gestort kapitaal.
Dividend
Voor dividenden die aan nijverheidsaandelen toegekend worden, gelden dezelfde regels als voor andere dividenden. Het VVPR-bis-tarief van eerst 20% en daarna 15% is dus nooit mogelijk, omdat er daarvoor vereist is dat de aandelen verworven zijn met inbrengen in geld (art. 269, §2, lid 1, 3° WIB 92) . Aan nijverheidsaandelen kunnen echter wel dividenden toegekend worden uit een liquidatiereserve, dus met een roerende voorheffing van 20%, 17% of, na vijf jaar, 5% of, bij uitkering als liquidatiebonus, zonder roerende voorheffing.
Boekhoudkundig
Toezegging
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) neemt in een ontwerpadvies het standpunt in dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen de boekhoudkundige verwerking op het ogenblik van de toezegging tot het presteren van arbeid of een dienst en de boekingen op het moment van de volstorting van de inbreng.
Op het moment van de toezegging moeten de rechten die de vennootschap heeft op de inbrenger van nijverheid, vermeld worden onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen en dus in klasse 0 geboekt worden (in een subrekening van de rekening ‘00 zekerheden door derden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van de vennootschap’). De CBN stelt voor om hiertoe de volgende rekeningen op te nemen in het MAR: ‘0000 Inbreng in nijverheid - te presteren’ en ‘0001 Inbrengers in nijverheid - te presteren’. Op het moment van de toezegging van de inbrengt debiteert u dan rekening 0000 en crediteert u rekening 0001.
Volstorting: geen actiefbestanddeel
Indien het bestuursorgaan van mening is dat in het licht van het getrouwe beeld de volstorting van de inbreng geen aanleiding geeft tot een boeking in het eigen vermogen omdat er geen actiefbestanddeel tot stand komt, blijft de boekhoudkundige verwerking van de inbreng in nijverheid beperkt tot een opname onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen. Naarmate de prestaties geleverd worden, crediteert u rekening 0000 en debiteert u rekening 0001.
Volstorting: actiefbestanddeel
Als ten gevolge van de inbreng in nijverheid naar de mening van het bestuur een actiefbestanddeel tot stand komt, dan kan het bestuur ervoor opteren om de waarde van dat actiefbestanddeel op te nemen in het eigen vermogen (‘11 Inbreng buiten kapitaal’). Een opname als actief kan enkel als daar duidelijk significante toekomstige voordelen van naar de vennootschap zullen vloeien (art. 3:38 KB/WVV) .
Geen uittredingsvergoeding mogelijk?
Wanneer bij de uitgifte van nijverheidsaandelen geen ingebracht eigen vermogen geboekt wordt, hebben deze aandelen geen nettoactiefwaarde. Een implicatie hiervan lijkt te zijn dat aan uittredende houders van nijverheidsaandelen geen uittredingsvergoeding, het zgn. scheidingsaandeel, uitgekeerd kan worden, tenzij de statuten specifieke bepalingen bevatten over de waarde van het scheidingsaandeel. Het scheidingsaandeel mag immers, tenzij de statuten anders bepalen, het bedrag van de nettoactiefwaarde van de aandelen waarmee uitgetreden wordt, zoals deze blijkt uit de laatste goedgekeurde jaarrekening, niet overschrijden (art. 5:154, §1, lid 2, 5° WVV) .