BUITENLAND - 20.04.2020

Verliezen buitenlandse vaste inrichting: nu striktere voorwaarden aftrekbaarheid

In het verleden konden verliezen – hetzij gekoppeld aan een buitenlandse vaste inrichting, hetzij gekoppeld aan een buitenlands onroerend goed – binnen een welbepaald fiscaal kader, afgezet worden ten aanzien van het resultaat dat de vennootschap in België realiseerde. Vanaf aanslagjaar 2021 zijn de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om de buitenlandse verliezen in aftrek te brengen echter substantieel verstrengd.

Buitenlandse verliezen

Vaste inrichting

Wanneer de vennootschap niet alleen in België, maar ook in het buitenland operationeel is, zonder dat deze activiteiten vanuit een afzonderlijke buitenlandse entiteit aangestuurd worden, moet er nagegaan worden in welke mate het hieruit voortvloeiend inkomen belastbaar is in het buitenland.

Indien er sprake is van een buitenlandse vaste inrichting (VI) zal de door deze inrichting gerealiseerde winst belastbaar zijn in het land waarin zij gevestigd is. Indien er een dubbelbelastingverdrag gesloten werd tussen België en dit ander land, zullen de winsten die toegerekend kunnen worden aan die VI, vrijgesteld worden van Belgische vennootschapsbelasting (in de derde bewerking in de vennootschapsbelasting). Indien er geen dubbelbelastingverdrag gesloten werd, wordt de buitenlandse winst net als Belgische winsten onderworpen aan Belgische vennootschapsbelasting.

Buitenlandse activa

Ditzelfde geldt ook voor inkomsten uit in het buitenland gelegen activa (bij uitstek buitenlandse onroerende goederen). Of België een vrijstelling van vennootschapsbelasting voorziet voor dergelijke inkomsten, is afhankelijk van de vraag of er een dubbelbelastingverdrag gesloten werd tussen België en het betrokken vestigingsland.

Horizontale verliescompensatie

Het is niet uitgesloten dat de winst (berekend op grond van de Belgische fiscale wetgeving) die toegewezen kan worden aan een buitenlandse VI of aan in het buitenland gelegen activa, negatief is. Wanneer een verlies van het belastbaar tijdperk vastgesteld werd op niveau van een buitenlandse VI, dan kon dit verlies – tot en met aanslagjaar 2020 – afgezet worden ten aanzien van winsten die in andere buitenlandse inrichtingen gerealiseerd werden. Dit is de zgn. horizontale verliescompensatie.

Volgorde aanrekening

De aanrekening van het verlies gebeurde in een hiërarchie die wettelijk opgelegd werd. Zo werden verliezen geleden in een verdragsland in eerste instantie gecompenseerd met bij verdrag vrijgestelde winsten. Indien dergelijke winsten niet voorhanden of ontoereikend waren, mochten die verliezen gecompenseerd worden met winsten uit landen waarmee België geen dubbelbelastingverdrag gesloten had en ten slotte mochten die verliezen – indien en in de mate waarin zij nog niet afgetrokken werden van buitenlandse winsten – aangerekend worden op Belgische winsten.

Wanneer de vennootschap slechts één buitenlandse VI had, werden de daar geleden verliezen dus rechtstreeks in mindering gebracht van het resultaat dat u in België boekte. Ditzelfde gold tevens voor verliezen die voortvloeiden uit het aanhouden van buitenlandse vaste activa. Om dubbele verliescompensatie te vermijden werd het verlies in België wel belastbaar eens u die verliezen in het buitenland afzet tegen ter plaatse gerealiseerde winsten.

Verticale verliescompensatie

Wanneer het in het buitenland geleden verlies niet integraal aangerekend kon worden op het (buitenlandse én Belgische) belastbaar resultaat, kreeg het resterend saldo het karakter van een overdraagbaar verlies, dat in een later tijdperk aangewend kon worden (de zgn. verticale verliescompensatie).

Nieuwe regeling

Enkel voor ‘definitieve beroepsverliezen’

Met ingang van aanslagjaar 2021 wordt de aftrekbaarheid van verliezen geleden in verdragslanden substantieel verstrengd. Het aftrekbaar karakter blijft immers slechts behouden ingeval het geleden verlies het karakter heeft van een definitief beroepsverlies, geleden binnen de EER. Voor verliezen geleden buiten de EER, gaat het aftrekbaar karakter steeds verloren.

Wanneer ‘definitief’?

In het kader van de toepassing van de nieuwe regels, worden volgende verliezen aangemerkt als ‘definitieve beroepsverliezen’:

  • de verliezen die bestaan op het ogenblik dat de vennootschap haar activiteiten in een bepaalde lidstaat definitief stopzet, voor zover voor deze verliezen geen enkele aftrek van welke aard dan ook verleend is in de lidstaat waarin de buitenlandse inrichting gelegen was;
  • bij afwezigheid van een buitenlandse inrichting: de verliezen die bestaan op het ogenblik dat de vennootschap over geen activa meer beschikt in een bepaalde lidstaat, voor zover voor deze verliezen geen enkele aftrek van welke aard dan ook verleend is in de lidstaat waar die activa gelegen waren.

Wanneer ‘niet definitief’?

Beroepsverliezen worden daarentegen geacht nog niet definitief te zijn indien ze in de liggingsstaat van de VI of van de activa op het ogenblik van de stopzetting van de activiteiten nog in aanmerking kunnen komen voor aftrek van inkomsten van andere activiteiten, van andere in die staat gelegen inrichtingen of vaste activa waarover de vennootschap beschikt, dan wel in hoofde van een andere persoon, op wie deze verliezen in dit ander land overgaan.

Enkel voor ‘nieuwe’ verliezen

Met deze benadering wordt komaf gemaakt met de jaarlijkse aftrek van recurrente buitenlandse verliezen. Ook de verliezen waarmee u (desgevallend) geconfronteerd worden tijdens de opstartfase van een nieuwe buitenlandse activiteit, drukken – gelet op de strikte toepassingsvereisten – niet langer op de in België verschuldigde vennootschapsbelasting.

De nieuwe regels gelden weliswaar enkel voor ‘nieuwe’ buitenlandse verliezen. Indien uw vennootschap in het verleden verliezen leed in het buitenland, die – door een gebrek aan afdoende belastbaar resultaat – opgenomen werden onder overgedragen verliezen, dan moet u de herkomst van deze ‘oude’ verliezen niet in detail analyseren om hun fiscale impact te achterhalen. Deze verliezen blijven hun aftrekbaar karakter immers onverminderd behouden.

Mogelijke recapture: drie jaar

Zelfs voor geleden buitenlandse verliezen die – voor het betrokken belastbare tijdperk – aan de strikte voorwaarden voldoen, is het behoud van het aftrekbaar karakter niet gegarandeerd. De wetgever heeft immers in een specifieke antimisbruikbepaling voorzien. Wanneer een vennootschap immers binnen de drie jaar opnieuw buitenlandse activiteiten opstart in de betrokken lidstaat waar de inrichting of activa gelegen waren, dan zal een bedrag gelijk aan het in aftrek genomen definitief beroepsverlies opnieuw toegevoegd worden aan de belastbare grondslag van de vennootschap en dat voor het belastbaar tijdperk waarin de activiteiten opnieuw opgestart werden. Deze recapture is strikt omschreven, en geldt zelfs ingeval er geen misbruik aan de grond van de heropstart van de activiteiten ligt.

Vanaf aanslagjaar 2021 zijn verliezen die voortvloeien uit een buitenlandse vaste inrichting of buitenlands actief in België nog slechts fiscaal aftrekbaar wanneer ze in het buitenland (en binnen de EER) definitief geleden zijn, bv. omdat u de vaste inrichting definitief sluit. Als de vaste inrichting binnen de drie jaar na de stopzetting haar activiteiten opnieuw opstart en als ze dan de eerder geleden verliezen kan compenseren, dan zal België via de zgn. de recaptureregel de eerder verrekende verliezen alsnog in de belastbare grondslag opnemen.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878