CORONACRISIS - 31.08.2020

Fiscale strijd tegen corona: wederopbouwreserves

Eerder gingen we in op de nieuwe achterwaartse verliesverrekening, die ingevoerd werd om ondernemers te helpen deze moeilijke tijden door te komen. Daarnaast komt er in principe ook een mogelijkheid tot het belastingvrij heropbouwen van het eigen vermogen van de vennootschap. Hoewel het wetsontwerp nog niet in finale versie goedgekeurd is, schetsen we u alvast de krijtlijnen.

Coronareserves

Belastingvrije reserves

Op het principe dat de bedragen die binnen de vennootschap gereserveerd worden, onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting, bestaan talrijke uitzonderingen. De vennootschapsbelasting voorziet immers in de mogelijkheid om – op verschillende grondslagen – belastingvrije reserves op te bouwen binnen de vennootschap. Dit zijn reserves die uit de belastbare grondslag van de vennootschap gelicht worden, en waarop – bij aanleg – derhalve geen vennootschapsbelasting betaald wordt. Dergelijke belastingvrije reserves kunnen onder meer aangelegd worden bij de gespreide taxatie van een meerwaarde, of bij een taxshelterinvestering.

Onaantastbaarheidsvoorwaarde

Eigen aan de belastingvrije reserve, is dat zij haar belastingvrije karakter slechts behoudt zolang aan ‘de onaantastbaarheidsvoorwaarde’ voldaan is. Dit komt erop neer dat de reserves op een afzonderlijke rekening geboekt moeten worden, en daar ook behouden moeten blijven. Zodra dit niet langer het geval is (bv. omdat de reserves aangewend worden om verliezen aan te zuiveren, of als grondslag dienen van een dividenduitkering), worden de reserves alsnog belastbaar. Deze belastbaarheid situeert zich in principe uiterlijk bij de vereffening van de betrokken vennootschap.

Finaal rust er wel vennootschapsbelasting op deze belastingvrije reserves, maar de verschuldigdheid van belastingen kan ver vooruit geschoven worden in de tijd (mits de reserves onaangetast blijven).

Merk voor de volledigheid op dat de wetgever in uitzonderlijke gevallen (zoals binnen de taxshelterregeling) voorziet dat de belastingvrije reserves naar de belaste reserves overgeboekt kunnen worden, zonder dat deze verrichting gepaard gaat met een verschuldigdheid van vennootschapsbelasting.

Wederopbouwreserve

In het kader van de coronacrisis werkte de regering een regeling uit die vennootschappen die met verliezen te kampen krijgen over 2020, toelaat om belastingvrij reserves binnen hun eigen vermogen aan te leggen met de bedoeling dit eigen vermogen herop te bouwen naar het saldo waarover zij beschikten vóór dit verliesjaar. Hiertoe kan een vennootschap een belastingvrije ‘wederopbouwreserve’ aanleggen ten belope van geleden verlies.

Termijn

Voor het aanleggen van deze wederopbouwreserves krijgen de kwalificerende vennootschappen een tijdsbestek van drie jaar. Vennootschappen zullen immers over het einde van het boekjaar met betrekking tot de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024 een dergelijke wederopbouwreserve kunnen aanleggen.

Bedrag

Gelet op de doelstelling van de wetgever om vennootschappen te ondersteunen bij de heropbouw van hun eigen vermogen, blijft het maximumbedrag van de wederopbouwreserve in principe beperkt tot het verlies van het boekjaar met afsluitdatum gesitueerd in 2020. Vennootschappen die afsloten tussen 1 januari 2020 en 31 juli 2020, zouden er echter kunnen voor opteren de regeling toe te passen voor het verlies van het boekjaar dat afsluit in 2021.

Beperkingen

Een vennootschap kan zich niet in een verliespositie manoeuvreren door wederopbouwreserves aan te leggen. Deze worden – per belastbaar tijdperk – immers gelimiteerd op het bedrag van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk, vastgesteld vóór de aanleg van de belastingvrije wederopbouwreserve. De reserve wordt verder in absolute termen geplafonneerd op € 20 miljoen op het niveau van de individuele vennootschap.

Ook hier geldt de regel dat de aangelegde belastingvrije reserves slechts hun belastingvrije karakter behouden, zolang zij onaangetast binnen het vennootschapsvermogen terug te vinden zijn. Wanneer uw vennootschap de reserves gaat onttrekken (bv. onder de vorm van een dividend), dan zullen zij alsnog aan vennootschapsbelasting onderhevig zijn. De belastbaarheid van de reserves zal zich uiterlijk bij de vereffening van de vennootschap situeren. Het belang van de maatregel is bijgevolg gelegen in het uitstel van vennootschapsbelasting.

Toepassingsgebied

Dezelfde vennootschappen die uitgesloten worden van de regeling m.b.t. de achterwaartse verliescompensatie, kunnen geen wederopbouwreserve aanleggen: o.m. vennootschappen die hun eigen vermogen vrijwillig verminderen, die reeds voor de coronacrisis in slechte papieren zaten of die bepaalde banden hebben met belastingparadijzen.

Vrijvallen belastingvrije reserves

Voorwaarden behoud

Zelfs ingeval er aan alle voorwaarden voor het aanleggen van wederopbouwreserves voldaan is voor het belastbaar tijdperk waarin zij werden aangelegd, moet de vennootschap een aantal voorwaarden respecteren, wil zij het belastingvrije karakter van deze reserves behouden. De wetgever voorziet immers dat de bedragen die als wederopbouwreserve aangelegd worden – al naargelang van het geval geheel of gedeeltelijk – in een volgend belastbaar tijdperk alsnog aangemerkt zullen worden als belastbare winst wanneer de vennootschap alsnog vrijwillig haar eigen vermogen aanspreekt, dan wel haar tewerkstellingspeil laat zakken.

Eigen vermogen

De belastingvrije wederopbouwreserves zullen aangetast worden wanneer de vennootschap (i) een inkoop van eigen aandelen verricht (belastbare winst = waarde inkoop); (ii) dividenden toekent of uitkeert (belastbare winst = omvang dividend); (iii) een kapitaalvermindering (of andere vermindering of verdeling van eigen vermogen) doorvoert (belastbare grondslag = bedrag uitkering).

Personeelskosten

Wanneer de vennootschap verder haar uitgaven onder de post 620 ‘Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’ niet voor ten minste 85% handhaaft, zal de wederopbouwreserve evenzeer aangetast worden. De vergelijkingsbasis voor deze 85%-regel is het bedrag dat onder post 620 vastgesteld werd op de afsluitdatum van het boekjaar dat geëindigd is in 2019.

Bij het niet handhaven van het tewerkstellingsniveau, is het gedeelte van de wederopbouwreserve dat belastbaar wordt gelijk aan het positieve verschil tussen (i) enerzijds de drempel van 85% en (ii) anderzijds het bedrag dat voor het betrokken boekjaar onder post 620 opgenomen werd.

Ingeval de wederopbouwreserve in een voorgaand belastbaar tijdperk reeds aangetast werd op grond van deze maatregel, gebeurt de vergelijking voor het belastbaar tijdperk niet opnieuw ten aanzien van 85% van de omvang in 2019, maar wel ten aanzien van het laagste bedrag dat in een voorgaand belastbaar tijdperk opgenomen werd in de vergelijkingsbasis.

Voorbeeld

Vennootschap X heeft bij afsluiting per 31.12.2019 een bedrag van € 100.000 onder post 620 ‘Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’ opgenomen. In boekjaar 2021 legt zij een wederopbouwreserve van € 200.000 aan. De rekening 620 bedraagt in dit boekjaar nog steeds € 100.000. Voor boekjaar 2022 daalt de post 620 tot € 80.000; dit bedrag ligt onder de 85%-drempel van boekjaar 2019 (85% van € 100.000 is € 85.000). Hierdoor wordt € 5.000 (€ 85.000 - € 80.000 onder post 620 voor het betrokken belastbaar tijdperk) van de wederopbouwreserve belastbaar.

In boekjaar 2023 daalt de post 620 verder tot € 70.000. Het bedrag van de wederopbouwreserves dat hierdoor belastbaar wordt, bedraagt € 10.000 (= € 80.000 laagste bedrag in code 620 sinds 2019 - € 70.000 onder post 620 voor het betrokken belastbaar tijdperk). Uiteraard is het bedrag dat op grond van deze aantastingsregels belastbaar gesteld kan worden, maximaal gelijk aan het bedrag aan wederopbouwreserve dat door de betrokken vennootschap aangelegd werd.

  • Als de vennootschap in 2020 verlies lijdt, dan zal u in 2021-2023 (aanslagjaar 2022-2024) belastingvrije reserves kunnen aanleggen om het eigen vermogen van de vennootschap weer op het niveau van vóór 2020 te brengen.
  • Die reserves worden alsnog belast als de vennootschap nadien vrijwillig eigen vermogen aanspreekt of wanneer het bedrag onder de post 620 ‘Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’ zakt onder 85% van het bedrag op die post in het boekjaar dat geëindigd is in 2019.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878