DRIEHOEKSVERKEER - 30.10.2020

Driehoeksverkeer: is het echt, onecht of vereenvoudigd?

Bij een kettingverkoop waarbij minstens drie partijen betrokken zijn uit meer dan één EU-lidstaat, zijn in principe de btw-regels inzake driehoeksverkeer van belang. Wat zijn die regels ook weer en wat is er recentelijk aan gewijzigd?

Gewoon driehoeksverkeer

Wanneer driehoeksverkeer?

Bij een gewone levering zijn er in principe slechts twee partijen, een koper en een verkoper. Bij kettingverkoop of driehoeksverkeer zijn er minstens drie partijen. Daarvan is er minstens één die tegelijkertijd zowel koper als verkoper is. Het klassieke driehoeksverkeer is dan m.a.w. een verkoop door A aan B, die het op zijn beurt doorverkoopt aan C.

Kenmerkend voor een kettingverkoop is ook de rechtstreekse levering. De goederen gaan rechtstreeks van de eerste naar de laatste partij in de ketting of m.a.w. direct van A naar C.

Facturatie

Bij dergelijke ABC-transacties zijn er altijd twee facturatiestromen, nl. één in de relatie A-B en één in de relatie B-C. Daarnaast is er wel slechts één goederenstroom, nl. rechtstreeks van A naar C. Zowel voor de relatie A-B als voor de relatie B-C moet dan, elk afzonderlijk, nagegaan worden wat de toepasselijke btw-behandeling is.

Wie doet het vervoer?

De vraag wie het vervoer verzorgt, is van belang omdat er alleen sprake kan zijn van een intracommunautaire levering in hoofde van de partij die instaat voor het vervoer. Voor de btw-behandeling is het dus van belang om te weten in welke contractuele relatie, of m.a.w. in welk stadium van de ketting, het vervoer zich afspeelt, nl. in de relatie A-B of in de relatie B-C.

Dat vervoer kan zich slechts in een van beide stadia van de ketting voordoen. Er is immers maar één goederenstroom en bijgevolg kan het vervoer van de goederen maar aan één verkoop toegewezen worden, nl. ofwel deze tussen A en B, ofwel deze tussen B en C (HvJ, 06.04.2006, C-245/04, EMAG Handel) .

Beide verkoopcontracten, nl. dat tussen A en B en dat tussen B en C, en vooral dan de tussen partijen overeengekomen Incoterms of internationale verkoopvoorwaarden, zullen dus geanalyseerd moeten worden om na te gaan wie voor het vervoer zorgt.

Plaats van de levering

De levering met vervoer vindt plaats daar waar het vervoer aanvangt (art. 14, §2, lid 1 W.Btw) . De levering zonder vervoer vindt dan plaats daar waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering (art. 14, §1 W.Btw) .

Recente wijziging

Sinds 2020 is er op dat vlak het een en ander gewijzigd. Die wijziging heeft betrekking op de situatie waarbij het vervoer niet gebeurt door de eerste en ook niet door de laatste in de ketting, maar door een partij die zich ergens midden in de ketting bevindt. In ons voorbeeld is dat dus tussenhandelaar B. Het is in zo’n geval dan niet altijd duidelijk in welke verkoop het vervoer plaatsvindt.

In een dergelijk geval is voortaan wettelijk bepaald dat het vervoer altijd plaatsvindt in de relatie A-B, tenzij B een btw-nummer opgeeft van de EU-lidstaat van vertrek of m.a.w. in ons voorbeeld een btw-nummer van de lidstaat waar A gevestigd is. Als dat het geval is, dan speelt het vervoer zich af in de relatie B-C (de intracommunautaire levering) en dus niet in de relatie A-B (de lokale levering) (art. 14, §5 W.Btw; circ. 2020/C/50, 02.04.2020, punt 7.2.2.) .

Intracommunautair driehoeksverkeer

Wanneer intracommunautair?

Als de drie partijen elk gevestigd zijn in een andere EU-lidstaat, dan is er sprake van intracommunautair driehoeksverkeer. A verkoopt dan nog altijd aan B, B nog altijd aan C en de goederen worden rechtstreeks door A bij C geleverd, maar A, B en C zijn elk in een andere EU-lidstaat gevestigd.

Voorbeeld

A is een in Nederland gevestigde btw-plichtige leverancier, B een in België gevestigde btw-plichtige koper en C een in Duitsland gevestigde btw-plichtige klant. De goederen worden door leverancier A vanuit Nederland rechtstreeks afgeleverd bij klant C in Duitsland. De levering A-B is dan een levering met vervoer, de levering B-C is zonder vervoer.

Btw-regels volgens het normale stelsel

Volgens de normale regels verricht A een vrijgestelde intracommunautaire levering in Nederland. B verricht in de relatie A-B een intracommunautaire verwerving in Duitsland, de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van het vervoer (art. 25quinquies, §2 W.Btw) .

Let op!  B doet dus geen intracommunautaire verwerving in België, want de goederen zijn nooit in België geweest.

In de relatie B-C verricht B een levering die plaatsvindt in Duitsland, de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering (art. 14, §1 W.Btw) . B zal zijn verkoop aan C dus moeten factureren met Duitse btw.

Om de Duitse btw over de intracommunautaire verwerving en over de lokale levering in Duitsland te kunnen voldoen, moet B in Duitsland een btw-nummer aanvragen.

Vereenvoudigingsstelsel

Om te vermijden dat B in ons voorbeeld in Duitsland speciaal een btw-nummer moet aanvragen, is er een vereenvoudigingsregeling voorzien waarbij de btw op de intracommunautaire verwerving en de daaropvolgende levering, die beide in Duitsland plaatsvinden, in één verrichting voldaan wordt door de Duitse btw-plichtige klant C (art. 25quinquies, §3, lid 3 W.Btw) .

B factureert dan zijn verkoop aan C zonder btw en hij vermeldt: “Toepassing vereenvoudigd driehoeksverkeer, btw verlegd”.

Let op!  B moet zijn verkoop aan C wel opnemen in zijn intracommunautaire opgave en dat met de code ‘T’, van ‘triangle’ of driehoek.

Onecht driehoeksverkeer

Waarover gaat het?

Als er sprake is van een kettingverkoop met minstens drie partijen en het dus in die zin nog altijd om driehoeksverkeer gaat, maar er zijn geen drie maar slechts twee lidstaten bij betrokken, dan spreekt men van ‘onecht’ driehoeksverkeer.

We hernemen het voorbeeld van hierboven, maar met dien verstande dat A dan een in België gevestigde btw-plichtige leverancier is en dat de goederen door A vanuit België rechtstreeks afgeleverd worden bij klant C in Duitsland. Twee van de drie partijen, A en B, zijn m.a.w. in België gevestigd. We gaan ervan uit dat het vervoer toe te rekenen is aan de verkoop A-B.

Wat zijn dan de regels in de relatie A-B?

Het is de plaats van aanvang van het vervoer die telt. In principe zit hier dus Belgische btw op.

Er is ook een btw-vrijstelling mogelijk, maar alleen als B een rechtsgeldig Duits btw-nummer opgeeft aan A. Daarvoor zal B zich in Duitsland moeten identificeren voor btw-doeleinden. Een vereenvoudigingsregeling kan in principe niet toegepast worden (zie circ. 2020/C/50, nr. 7.5.1.) .

Wat zijn dan de regels in de relatie B-C?

Ook hier is er dan sprake van een interne levering, maar dan niet in België maar in Duitsland. Strikt genomen moet er dan gefactureerd worden met Duitse btw, maar omdat B niet gevestigd is in Duitsland en C er sowieso toch periodieke btw-aangiften indient, moet B geen Duitse btw rekenen aan C, maar vermeldt hij op de factuur: “btw verlegd”. Duitsland voorziet immers net als België een dergelijke algemene verleggingsregeling.

  • Bij een zgn. ABC-verkoop is het voor de btw van belang om te weten wie van de partijen instaat voor het vervoer en in welke verkoop (A aan B of B aan C) dat vervoer precies plaatsvindt.
  • Als dat vervoer door B gebeurt, dan wordt er sinds 2020 in principe van uitgegaan dat het vervoer zich voordoet bij de eerste verkoop.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878