Nooit meer patronale bijdragen voor eerste werknemer
Het plan plus één...
Wat is het? Bovenop het (bruto)loon van een werknemer is de werkgever normaal gezien nog patronale RSZ-bijdragen verschuldigd. Zij bedragen ongeveer 25%. Betaalt u iemand een brutoloon van bv. € 1.500 per maand, dan kost u dat dus eigenlijk € 1.875 per maand. Voor een eerste werknemer geldt dat echter niet. Die is vrijgesteld van de zgn. patronale basisbijdragen. Op een paar kleine bijzondere bijdragen na is het brutoloon bij hem dus gelijk aan uw maandelijkse loonkost.
Let op! Dit laatste gaat natuurlijk alleen op als we ons beperken tot de ‘directe’ kosten die verband houden met loon. Er zijn immers ook nog ‘indirecte’ loonkosten als verzekering voor arbeidsongevallen, aansluiting externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, enz.
...en zijn ‘dubbele’ onbepaalde duur
Qua inhoud. Het plan plus één heeft al een hele geschiedenis achter de rug. Vóór 2016 gold de vermindering bv. maar voor een beperkt aantal kwartalen, nl. het kwartaal van aanwerving plus 12. Ruwweg voor drie jaar dus en daarna moest u wel patronale bijdragen beginnen te betalen. In 2016 heeft men dat aangepast in het kader van de taxshift en er een vermindering voor onbepaalde duur van gemaakt, dus voor zolang de tewerkstelling duurt (en niet beperkt tot ruwweg drie jaar).
Qua toepassingsgebied. De taxshiftmaatregel van 2016 liep af op 31 december 2020 en dus dreigden aanwervingen na die datum opnieuw maar voor ruwweg drie jaar het plan plus één te kunnen genieten. De regering-De Croo heeft dat probleem nu opgelost door er een maatregel voor onbepaalde duur van te maken (KB 05.01.2021, BS 12.01.2021) . Hierdoor kunt u die dus niet alleen blijven genieten wanneer u in 2021 een eerste werknemer in dienst zou nemen, maar ook wanneer dat pas in 2022, 2023, 2024, ... zou zijn.
...en zijn toepasbaarheid voor artsen
Voltijds is zeker niet vereist. In een artsen- of tandartsenpraktijk is niet altijd nood aan een voltijdse tewerkstelling, maar eerder aan een deeltijdse. Dat hoeft echter geen probleem te zijn, want het plan plus één geldt eveneens voor deeltijdse tewerkstellingen.
13 u per week kan meestal al. De wet (op de arbeidsduur) vereist in principe een tewerkstelling van minstens 13 uur per week. Lager gaan kan dus niet. Maar zelfs op een dergelijke minimumtewerkstelling is het plan plus één van toepassing. Toch kan het dan zijn dat u tegen de ‘grens’ aanschurkt. Voor een kwartaal waarin de betrokken werknemer niet aan 27,5% van voltijdse prestaties komt (wat overeenkomt met iets meer dan 10 uur per week), zal u immers geen vrijstelling krijgen. Dat kan bv. komen doordat hij een tijd ‘op het ziekenfonds’ valt. Maar goed, het gaat dan maar alleen om dat kwartaal, dus zo erg is dat dan ook weer niet...
Bij 19 u per week bent u zeker. De RSZ-reglementering bepaalt dat de check ten belope van 27,5% van voltijdse prestaties alleen hoeft te gebeuren bij tewerkstellingen van minder dan halftijds. Als u de werknemer halftijds (lees: 19 uur per week) of meer inschrijft, heeft u dus geen last van deze regel.