Een ‘warme’ scheiding van goederen via het verrekenbeding?
Scheiding van goederen. Vaak kiezen echtgenoten omwille van hun (zelfstandige) beroepsactiviteit voor een scheiding van goederen, om zo schuldeisersrisico’s te beperken. Een scheiding van goederen kan echter ook een bewuste keuze zijn om het familiale vermogen van (een van) de partners af te schermen. Naast alles wat de echtgenoten reeds bezitten, of zullen erven of geschonken krijgen, blijven in dit stelsel ook al hetgeen ze verdienen, sparen en aankopen in principe eigen goederen van iedere echtgenoot. Belangrijkste uitzondering is de verplichting om bij te dragen in de lasten van het gezin, binnen de mogelijkheid van ieders vermogen.
Correcties. Sinds een paar decennia voorzien specialisten de mogelijkheid om een scheiding van goederen te combineren met enkele verzachtende correcties voor deze koude uitsluiting. Deze correcties moeten dus een vorm van solidariteit tussen de echtgenoten toelaten, ook al zijn ze gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen. Zo wordt er soms gewerkt met een ‘beperkte gemeenschap’, bijvoorbeeld voor de gezinswoning met de inboedel, waaraan bepaalde voordelen voor de langstlevende echtgenoot gekoppeld worden. Een alternatief bestaat erin om het vermogen van de partners volledig afgescheiden te houden tot op de dag van een overlijden en/of een echtscheiding, door een verrekenbeding in te lassen. Deze correcties worden reeds lang algemeen aanvaard door de rechtspraak. Sinds 1 september 2018 hebben ze ook een wettelijke basis in het Burgerlijk Wetboek (art. 1469 BW) . Het verrekenbeding wordt zelfs uitgebreid toegelicht in het Burgerlijk Wetboek.
Verrekenbeding. Een verrekenbeding laat echtgenoten toe om aan het einde van hun huwelijk onderling te gaan afrekenen. We schetsen de werking van het beding met een voorbeeld: Geert en Katrien zijn gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen met verrekenbeding 50/50. Op het moment van hun huwelijk bezat Geert reeds wat gelden (€ 150.000). Katrien had van haar ouders een appartement (€ 250.000) geschonken gekregen. Wanneer Geert op 86-jarige leeftijd overlijdt, bedraagt de waarde van zijn vermogen € 500.000, terwijl Katrien op dat moment € 400.000 bezit. Geert heeft dus € 350.000 aan aanwinsten (€ 500.000 - € 150.000) en Katrien € 150.000 (€ 400.000 - € 250.000), samen dus € 500.000. Aangezien Geert en Katrien een verrekening van 50/50 hadden voorzien, kan Katrien het verschil vorderen tussen 50% van de totale aanwinsten (€ 250.000) en haar aanwinsten (€ 150.000). Katrien kan dus m.a.w. € 100.000 vorderen van de nalatenschap van Geert.
Afspraken. Het voorbeeld hierboven is slechts een van de vele mogelijkheden. Geert en Katrien zouden ook kunnen afspreken dat het verrekenbeding uitwerking verkrijgt bij echtscheiding. Ook over de grootte van de verrekening kunnen echtgenoten eveneens vrij afspraken maken: 50/50, 75/25, 100/0, ... Bovendien kan de verrekening ook optioneel zijn. Het is dan aan de echtgenoten om bij echtscheiding of overlijden te kiezen of ze al dan niet op het beding een beroep wensen te doen. Meestal zal de verrekening beperkt zijn tot de aanwinsten, namelijk de aangroei van het vermogen tijdens het huwelijk, anders dan door schenking of erfenis. Ook dat hoeft echter niet noodzakelijk het geval te zijn. Over al deze elementen maken de echtgenoten het best goede afspraken. Ze bepalen ook het best de termijn waarbinnen en de manier waarop (de erfgenamen van) de ‘betalende echtgenoot’ de schuld moet(en) betalen, of er interesten verschuldigd zijn, ...
Erfbelasting. Indien echtgenoten bij het overlijden in het Waals of Brussels gewest wonen, zal de fiscale Administratie rekening moeten houden met het verrekenbeding voor de berekening van de erfbelasting (Cass., 24.03.2017) . Dat wil zeggen dat de vordering op de nalatenschap van de eerststervende, afgetrokken zal mogen worden als een passief, maar dat de langstlevende op deze vordering belast zal worden (actief). De Vlaamse decreetgever is echter van mening dat er bij de berekening van de erfbelasting geen rekening gehouden mag worden met de verrekening. Dat wil zeggen dat de langstlevende niet belast zal worden voor het verkrijgen van een vordering op de nalatenschap van de eerststervende (art. 2.7.3.4.1. en 2.7.3.2.14 VCF) . De erfgenamen mogen de schuld niet aftrekken in diezelfde nalatenschap. In de praktijk zal dit er vaak toe leiden dat de erfgenamen van de eerststervende zwaarder belast zullen worden in verhouding tot wat ze uiteindelijk overhouden. Om dit enigszins te milderen, kan overwogen worden om in het huwelijkscontract te voorzien dat de langstlevende echtgenoot de erfbelasting (pro rata) voor zijn rekening moet nemen.