Nieuwe taks op effectenrekeningen en uw pensioenspaarpot
We krijgen steeds meer zicht op de geplande fiscale maatregelen van de nieuwe federale regering. Op dit ogenblik wordt er nog gewerkt aan een Programmawet met de concrete uitvoering van deze maatregelen.
Taks op effectenrekeningen (TER 2.0)
Buitenlandse effectenrekeningen. Als uw effectenrekening onderworpen is aan de TER 2.0, dan doet uw bank het nodige. Dat vertelden we u reeds (zie Tips & Advies Belastingtips voor vrije beroepen, jg. 29, nr. 11, p. 6, 10.02.2021 ). Heeft u echter een buitenlandse effectenrekening met een gemiddelde belastbare waarde van meer dan € 1.000.000, dan moet u als titularis de aangifte en de betaling van de taks zelf doen, want buitenlandse banken houden de taks in principe niet in.
Groepsverzekering of IPT. De wetgever sluit in een memorie van toelichting expliciet instellingen uit die voor de tweede pensioenpijler beleggen. Dat is de aanvulling op het wettelijke pensioen, die werknemers via stortingen van hun werkgever opbouwen in een groepsverzekering. Ook de premies die u in een VAPZ, IPT of groepsverzekering stort, zijn niet onderworpen aan de TER 2.0.
Pensioenspaarfondsen. Uw individuele pensioensparen is niet expliciet uitgesloten van de TER 2.0, terwijl dat bij de vorige, vernietigde TER 1.0 wel zo was. Maar voor de banken is dat niet echt een probleem. Want de pensioenspaarfondsen worden in de meeste gevallen vermeld op een aparte effectenrekening en het bedrag op zo’n pensioenspaarrekening blijft normaal gezien ook onder € 1.000.000, omdat de jaarlijkse stortingen beperkt zijn (tot € 1.270 voor 2021).
Pensioenspaarverzekeringen. Ook via een Tak 21- of een Tak 23-verzekering kunt u pensioensparen. De verzekeringsmaatschappij houdt wel een goede boekhouding bij van het geld van alle verzekerden, maar dat geld staat niet altijd op aparte effectenrekeningen. Dus hier lopen verzekeraars het risico dat ze zoals bij de gewone Tak 23 zelf de 0,15% moeten betalen, waarbij sommigen het zullen kunnen doorrekenen aan de klanten.
En uw belastingverminderingen?
Indexstop spaardeposito’s en dividenden. Een indexstop van enkele belastingverminderingen en -vrijstellingen, die zal gelden vanaf inkomstenjaar 2020 tot inkomstenjaar 2023 (aanslagjaren 2021-2024), heeft gevolgen voor u als spaarder en belegger. Zo wordt de indexatie van fiscale bancaire voordelen vanaf inkomstenjaar 2020 bevroren: de vrijstelling op de eerste schijf van de spaardeposito’s wordt verlaagd van € 990 naar € 980. De dividendvrijstelling van € 812 daalt tot € 800.
Indexstop langetermijnsparen. Voor het langetermijnsparen daalt het maximale referentiebedrag voor leningen voor tweede verblijven of opbrengsteigendommen vanaf inkomstenjaar 2020 van € 79.570 naar € 78.440. De maximale korf voor langetermijnsparen (langetermijnspaarverzekeringen en kapitaalaflossingen) daalt van € 2.390 tot € 2.350.
Indexstop pensioensparen. Enkel voor pensioensparen geldt er een uitzondering: voor inkomstenjaar 2020 blijven de maximumbedragen € 990 en € 1.270. De indexstop voor pensioensparen begint dus pas vanaf dit inkomstenjaar 2021, waarbij de maximumbedragen tot en met inkomstenjaar 2023 bevroren worden op € 990 en € 1.270. Een actueel overzicht van alle nieuwe bedragen kunt u vinden op deze webpagina van de FOD Financiën: https://financien.belgium.be/nl/programmawet/niet-indexering-fiscale-uitgaven .