Geheim commissieloon vermijden door tijdige identificatie...
Ondubbelzinnige identificatie
AGC. De fiscus kan de AGC van momenteel 100% in principe toepassen op lonen en voordelen die niet op een fiche 281 vermeld worden (art. 219, lid 1-2 WIB 92) . Die AGC is echter uitgesloten als de verkrijger van het loon of de voordelen ondubbelzinnig geïdentificeerd is binnen twee jaar en zes maanden, te rekenen vanaf 01.01 van het ‘betreffende’ aanslagjaar (aj.) (art. 219, lid 6 WIB 92) .
‘Betreffende’ aanslagjaar? Daarmee wordt het aanslagjaar in de personenbelasting voor de verkrijger bedoeld, dus het jaar na het inkomstenjaar. Is het boekjaar van een vennootschap gelijk aan het kalenderjaar, dan vallen het aj. voor de vennootschap en de verkrijger samen. Bij een gebroken boekjaar kan echter het aj. voor de verkrijger een jaar later vallen dan voor de vennootschap.
Nog kunnen belasten volstaat
Grondwettelijk Hof. Dat Hof heeft beslist dat niet de identificatietermijn op zich van belang is, maar wel de mogelijkheid voor de fiscus om dankzij die identificatie de niet-aangeven inkomsten nog bij de verkrijger te kunnen belasten. Als dat nog kan, mag de fiscus de AGC niet toepassen, ook al is de identificatietermijn al voorbij (GwH, 26.09.2019) .
Let op! De fiscus aanvaardt deze rechtspraak wel in principe, maar is van mening dat de AGC toch mogelijk is zolang de verkrijger de belasting bij hem nog kan betwisten (circ. 020/C/77, 05.06.2020) .
Binnen welke aanslagtermijn?
Termijn van drie jaar. Normaal gezien heeft de fiscus drie jaar tijd (vanaf 01.01 van het aanslagjaar) om een niet-aangegeven inkomen nog te belasten (art. 354, lid 1 WIB 92) . Rekening houdend met het arrest van het Grondwettelijk Hof kan de fiscus dus de AGC niet toepassen als de verkrijger nog belast kan worden vóór 31.12 van het derde jaar na 01.01 van het aanslagjaar voor de verkrijger.
Voorbeeld. De fiscus stuurt op 07.09.2015 een wijzigingsbericht naar een vennootschap. Daarin zegt hij dat hijde AGC zal vestigen op een niet aangegeven voordeel dat de zaakvoerder in 2012 genoten zou hebben. De rechter vernietigt de aanslag. De identificatietermijn was wel verstreken op 30.06.2015, maar de fiscus had nog tijd om binnen de driejarige termijn het voordeel bij de zaakvoerder zelf te belasten (Gent, 24.11.2020) .
Let op! De taxatie moet niet enkel theoretisch mogelijk zijn, maar ook praktisch. Als de fiscus pas twee dagen voor de aanslagtermijn verstrijkt weet wie de verkrijger is, is een effectieve taxatie niet meer haalbaar (Gent, 09.02.2021) .
Of termijn van zeven jaar? In geval van fraude, heeft de fiscus meer tijd om niet-aangegeven inkomsten te belasten. De aanslagtermijn is dan zeven jaar vanaf 01.01 van het aanslagjaar (art. 354, lid 2 WIB 92) . In een recente zaak waarin de driejarige aanslagtermijn al verstreken was, verdedigde de vennootschap zich met het argument dat het niet-aangegeven inkomen wel nog belast kon worden binnen de termijn van zeven jaar. Ze ving echter bot. Volgens de rechter wijst het feit dat de termijn voor de ondubbelzinnige identificatie twee jaar en zes maanden is erop dat de wetgever enkel de situatie voor ogen had, waarin de fiscus na de ondubbelzinnige identificatie nog zes maanden tijd heeft om de aanslag binnen de driejarige aanslagtermijn te vestigen (Gent, 09.02. 2021) .