Procederen voor leeftijdsdiscriminatie: een loterij?
Eerst even opfrissen
In vele algemene regelingen en/of individuele overeenkomsten staat een leeftijdsclausule op grond waarvan de overeenkomst ‘van rechtswege’ beëindigd wordt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Vaak wordt daaraan meteen ook de mogelijkheid gekoppeld om een nieuwe, in tijd en/of activiteiten beperkte, overeenkomst aan te gaan. Als het ziekenhuis uw leeftijd inroept om een bestaande samenwerking te beëindigen en/of een nieuwe te weigeren, is dat in principe echter een niet-toegestane discriminatie in de zin van de wet. Die stelt nl. dat men niet mag discrimineren op basis van leeftijd, tenzij daar een zgn. legitiem doel voor is. Uit een recente rechtszaak blijkt dat de eventuele aan- of afwezigheid van zo’n doel vooraf moeilijk te voorspellen is.
Wat is er gebeurd?
De algemene regeling van een ziekenhuis bepaalde dat haar overeenkomsten ten einde kwamen op de laatste dag van de maand waarin de arts 65 jaar zou worden. Bij het naderen van zijn 65ste verjaardag vroeg een chirurg dus om ook nadien zijn activiteiten te mogen voortzetten. Deze vraag werd echter afgewezen door het ziekenhuis, omdat de dienst en de medische raad niet akkoord gingen. De raad van bestuur motiveerde vervolgens zijn beslissing door te verwijzen naar de noodzakelijke verjonging en rotatie van het artsenkorps, het garanderen van de continuïteit van de zorg en het vermijden van een actieve competentiecontrole bij oudere artsen. De chirurg voelde zich gediscrimineerd vanwege zijn leeftijd en vorderde een morele en materiële schadevergoeding van ruim € 650.000.
Wat heeft de rechter gezegd?
In eerste aanleg kreeg de chirurg gelijk (arbeidsrb. Dendermonde, 05.08.2019) . Het was volgens de rechter niet bewezen dat de twee jonge artsen die recent aangenomen werden onvoldoende kansen zouden krijgen in de aanwezigheid van de oudere chirurg. Evenmin nam de rechter aan dat de oudere chirurg de implementatie van een nieuwe multidisciplinaire aanpak zou bemoeilijken, of dat voor hem competentiecontrole nodig zou zijn.
In beroep werd net andersom beslist (arbh. Gent, 04.09.2020) . Ook het hof verwierp het argument van de competentiecontrole, maar vond wel dat uit de aangebrachte documenten voldoende bleek dat het ziekenhuis een beleid voerde waarmee het inzet op de verjonging van het korps. Alle artsen werden ook op dezelfde manier behandeld en zo’n objectieve regel is volgens het hof te verkiezen boven een situatie waarbij geval per geval beoordeeld wordt of een oudere arts nog geschikt is om zijn beroep kwaliteitsvol uit te oefenen.
Wat moet u ervan onthouden?
De inmiddels klassiek geworden redenen voor een ziekenhuis om de beëindiging van een contract op de pensioenleeftijd te legitimeren (verjonging/rotatie, continuïteit en kwaliteit), worden in beide uitspraken naar voren geschoven en door beide rechtbanken volledig anders geïnterpreteerd, terwijl het over dezelfde feiten gaat. Dit kan u de niet onterechte indruk geven dat het voorleggen van een dergelijk geschil aan de rechtbanken eigenlijk een loterij is. Wat wel in uw voordeel kan spelen is: de bewijslast inzake zo’n legitieme reden ligt in principe bij het ziekenhuis en niet bij u.