Volstaat vermelding van conventiestatus op de website niet?

Bekendmaken van (de)conventiestatus

Al sinds 24 maart 2007 bevat de ZIV-wet een verplichting voor ziekenhuizen om de patiënten ‘voorafgaandelijk en uitdrukkelijk’ te informeren over het al dan niet ge(de)conventioneerd zijn van artsen (art. 50 §3bis) . Men voegt er zelfs aan toe dat als dat niet gebeurt, ‘slechts’ de conventietarieven van toepassing zijn. Sinds 10 januari 2010 werd dit nog verder aangevuld met een bepaling (die ook voor privépraktijken geldt) waarin staat dat het om een ‘duidelijk leesbare affichering’ moet gaan (art. 73 §1) . Hier wordt dan weer een administratieve geldboete (van € 125) aan gekoppeld. In een opmerkelijk vonnis hebben deze verplichtingen zich tegen een ziekenhuis gekeerd...

Wat is er gebeurd?

Een patiënte liet tijdens één operatiesessie en op ambulante basis drie kwaadaardige huidgezwellen verwijderen door een niet-geconventioneerde plastisch chirurg. Het ziekenhuis stuurde een factuur van € 316,30, nl. € 311,24 honoraria plus € 5,06 apothekerskosten. Alleen de apothekerskosten werden betaald en niet de honoraria. De patiënte meende die niet te moeten betalen, omdat zij door de plastisch chirurg niet zou zijn geïnformeerd over zijn gedeconventioneerde status en zij de honoraria buitensporig vond. Het ziekenhuis ging over tot dagvaarding van de patiënte.

Wat heeft de rechter gezegd?

De rechter heeft de patiënte grotendeels gelijk gegeven en oordeelde dat zij effectief niet (voldoende) geïnformeerd was over de deconventiestatus. Het ereloon werd herleid tot het conventietarief, slechts € 71,93 (Vred. Antwerpen, 13.10.2017) . De rechter baseerde zich daarvoor niet alleen op de ZIV-wet en de Wet Patiëntenrechten maar ook en vooral op het Wetboek Economisch Recht (WER). Daarin staat nl. dat de tarificatie ‘schriftelijk, goed zichtbaar en ondubbelzinnig’ moet zijn. Bovendien legde de rechter de bewijslast van de informatieverstrekking conform het WER bij het ziekenhuis. Dat verwees daarop naar de website waarop de status van de chirurg vermeld werd en naar de informatie die mondeling verstrekt was, maar dat volstond dus niet.

Wat moet u ervan onthouden?

Het is bij ons weten de eerste keer dat er een veroordeling volgt voor het niet-naleven van het bekendmaken van de (de)conventiestatus, terwijl die wel op de website stond. Blijkbaar volstaat dat dus niet als ‘voorafgaandelijke en uitdrukkelijke affichering’ volgens het WER. Nu is het wel opmerkelijk dat de rechter zijn vonnis zo stevig op dat WER gebaseerd heeft. De feiten dateren immers van 2014 en het is pas sinds november 2018 dat artsen ook met zo veel woorden als ‘ondernemers’ beschouwd worden. Bovendien stellen we ons ook de vraag of de Wet Patiëntenrechten (die een mondelinge informatieplicht bevat en de bewijslast bij de patiënt legt) hier als zgn. lex specialis niet de voorrang had moeten krijgen op het WER.

Tip. Niettemin bestaat het risico dat de WER ook in zaken rond medische erelonen een steeds prominentere rol zal gaan spelen. In die zin is het voorzichtig de (de)conventiestatus op meer dan alleen de website te melden, bv. ook op affiches of tv-schermen in de wachtzaal of zelfs op opname- en toestemmingsformulieren.