PERSONEEL - ALTERNATIEF BELONEN - 17.05.2023

Mobiliteitsbudget: onbekend is onbemind?

Door de wijzigende autofiscaliteit en de aandacht die daar momenteel aan besteed wordt, verdwijnen andere manieren om de medewerker mobiel te maken soms naar de achtergrond. Nochtans kan het in bepaalde gevallen de moeite waard zijn om als werkgever de mogelijkheid tot invoering van een mobiliteitsbudget te overwegen.

Mobiliteitsbudget

Met ingang van 1 maart 2019 werd het mobiliteitsbudget ingevoerd (wet van 17.03.2019, BS 29.03.2019) als een van de maatregelen om de wildgroei aan bedrijfswagens te temperen of minstens meer groen te maken (zie o.a. FiscaalPro, jg. 2, nr. 5, p. 2, 18.03.2019 , FiscaalPro, jg. 4, nr. 9, p. 4, 24.05.2021 en https://mobiliteitsbudget.be/nl ).

De regeling in een notendop

Onder de regeling van het mobiliteitsbudget kan de werknemer onder bepaalde voorwaarden zijn (recht op een) bedrijfswagen inruilen voor een budget, waardoor het regime enkel openstaat voor werknemers die al een bedrijfswagen hebben of ervoor in aanmerking komen. Hoewel de werkgever als initiatiefnemer het mobiliteitsbudget moet invoeren in de onderneming, is het vervolgens wel de vrije keuze van de werknemer om hier al dan niet gebruik van te maken. Aangezien de wetgever wil vermijden dat een werkgever in zijn onderneming de bedrijfswagen introduceert om vervolgens deze onmiddellijk te laten converteren naar het mobiliteitsbudget, vereist de regeling dat de werkgever al voor een periode van minstens 36 maanden minstens een bedrijfswagen ter beschikking heeft gesteld aan minstens een werknemer. Voor een startende werkgever geldt een afwijkende regeling: hier volstaat het dat deze werkgever op het moment dat het mobiliteitsbudget ingevoerd wordt voldoet aan deze voorwaarde.

Vaststelling van het beschikbare budget

Het bedrag van het mobiliteitsbudget stemt overeen met de totale jaarlijkse brutokost van de bedrijfswagen voor de werkgever (‘TCO’ of ‘total cost of ownership’ genoemd), waarbij er dus niet enkel rekening gehouden wordt met de kostprijs van de wagen maar onder andere ook met de (para)fiscale behandeling (aftrekbaarheid, solidariteitsbijdrage RSZ, VAA) en andere kosten die toewijsbaar zijn (financiering, brandstof, verzekering, onderhoud, ...). Sinds 2022 kan ervoor gekozen worden om bij de begroting van het mobiliteitsbudget, de kosten voor het beroepsmatige gebruik van de bedrijfswagen buiten beschouwing te laten (dus enkel woon-werk en andere privéverplaatsingen mee te nemen). Het budget kan op jaarbasis nooit lager dan € 3.000 of hoger dan € 16.000 zijn. Daarnaast mag het mobiliteitsbudget niet meer bedragen dan 1/5 van de totale brutobezoldiging.

Aanwending binnen een van de drie pijlers

Het vastgestelde bedrag kan door de werknemer besteed worden binnen drie pijlers: (i) een meer milieuvriendelijke wagen, (ii) verschillende duurzame alternatieven en huisvestingskosten of (iii) als er op het einde van het jaar nog budget overblijft, een uitbetaling in cash.

De fiscale en sociaalrechtelijke behandeling is vervolgens afhankelijk van de pijler waarbinnen het budget gespendeerd wordt:

  • In pijler 1 zal de gekozen wagen de gangbare regels inzake autofiscaliteit en sociale zekerheid volgen.
  • In pijler 2 zal het gespendeerde bedrag bij de werkgever en werknemer vrij zijn van sociale zekerheidsbijdragen. Daarnaast zal de werknemer op dit gedeelte van het bedrag ook niet belast worden en zijn deze bedragen volledig aftrekbaar bij de werkgever.
  • De uitbetaling onder pijler 3 is minder aantrekkelijk. Er geldt een bijzondere bijdrage van 38,07% op deze uitbetaling. Voor de werkgever is het volledige bedrag aftrekbaar als beroepskost.

Kilometervergoeding

Via de forfaitaire km-vergoeding kan een werkgever tussenkomen in de kosten die een werknemer maakt om beroepsmatige verplaatsingen te maken met zijn eigen wagen, alsook voor het woon-werkverkeer. Een dergelijke terugbetaling kan op forfaitaire basis gebeuren, waarbij deze in hoofde van de werknemer is vrijgesteld van enige fiscale of sociale bijdrage (op voorwaarde dat hij zijn eigen onkosten niet bewijst om ‘dubbele’ aftrek te vermijden). Deze fiscale behandeling is echter maar buiten discussie voor zover de vergoeding vastgesteld werd conform ernstige normen. In de praktijk wordt er hier teruggevallen op de forfaitaire km-vergoeding die de overheid toekent aan haar ambtenaren.

Sinds eind 2022 wordt het bedrag van de km-vergoeding op kwartaalbasis en niet langer op jaarbasis bijgewerkt. Het achterliggende idee is om sneller rekening te houden met de fluctuerende evolutie van de (brandstof)prijzen. Voor 2023 bedraagt de vergoeding € 0,4259/km voor het eerste kwartaal en € 0,4246/km voor het tweede kwartaal. Deze bedragen zijn maar van toepassing binnen een onderneming voor zover er in de afspraken verwezen wordt naar het nieuwe KB. Aangezien het oude KB met de jaarlijkse indexering nog bestaat, kan het zijn dat deze regels desondanks nog van toepassing zijn. Verder is het ook niet uitgesloten dat er op sectorniveau afgeweken wordt van deze bedragen.

Naast de km-vergoeding voor dienstverplaatsingen met eigen wagen kan de werkgever ook een algemeen forfait toekennen voor het woon-werkverkeer. Een dergelijke vergoeding is echter maar vrijgesteld van belastingen tot een bedrag van € 430 voor aanslagjaar (aj.) 2023 (€ 470 voor aj. 2024) en voor zover de werknemer gebruikmaakt van de forfaitaire beroepskosten in zijn aangifte personenbelasting.

Mobiliteitsbudget + km-vergoeding?

De toekenning van een km-vergoeding geldt in principe enkel als de werknemer verplaatsingen doet met de eigen wagen. Desondanks kende de fiscale Administratie een specifieke uitzondering, waarbij de werkgever boven op het mobiliteitsbudget toch nog een km-vergoeding toekent voor beroepsverplaatsingen als er geen gebruik gemaakt werd van pijler 1 of als de gekozen milieuvriendelijke wagen zonder tankkaart was (in dat geval werd de vergoeding beperkt tot 30% van het forfait, om zo enkel de brandstofkosten te dekken).

De veelbesproken wet tot vergroening van de autofiscaliteit (wet van 25.11.2021, BS 03.12.2021) had ook een impact op het mobiliteitsbudget: de werkgever mag de kosten van de bedrijfswagen die het gevolg zijn van beroepsmatig gebruik in mindering brengen van het mobiliteitsbudget, op voorwaarde dat hij de kosten die de werknemer voor deze beroepsverplaatsingen als gevolg zelf draagt, vergoedt boven op het mobiliteitsbudget (bv. in de vorm van een km-vergoeding). Omwille van deze wijziging werd sinds begin 2023 de administratieve tolerantie dan ook opgeheven als het mobiliteitsbudget vastgesteld wordt inclusief de kosten van de bedrijfswagen die het gevolg zijn van het gebruik van de wagen voor beroepsdoeleinden. Deze bepaling is logisch, anders zou de werkgever tweemaal vergoed worden voor dezelfde kost. Kent de werkgever in dat geval desondanks toch nog een km-vergoeding toe, verliest deze zijn kwalificatie als kost eigen aan de werkgever, waardoor deze onderworpen wordt aan belastingen en sociale zekerheidsbijdragen.

Het omgekeerde geldt wel nog steeds: als bij de vaststelling van het mobiliteitsbudget geen rekening gehouden wordt met de kosten van de bedrijfswagen die volgen uit het beroepsmatige gebruik, is er nog wel ruimte voor de toekenning van een km-vergoeding voor deze beroepsmatige verplaatsingen. Sterker nog, volgens de bijgewerkte FAQ van de fiscale Administratie ‘moet’ de werkgever in dat geval een bijkomende vergoeding boven op het mobiliteitsbudget betalen. Deze ‘verplichting’ wordt echter beperkt tot de werkelijke brandstofkosten of kan er gewerkt worden met de forfaitaire km-vergoeding voor ambtenaren die dan beperkt wordt tot 30%.

Het mobiliteitsbudget kan een mooie aanvulling zijn om het bestaande bedrijfswagenpark te vergroenen of te converteren naar meer duurzame alternatieven. Door enkele versoepelingen die gedurende 2022 ingevoerd werden, zou deze maatregel aan populariteit moeten winnen, zeker met het oog op de omschakeling naar emissievrije voertuigen vanaf 1 juli 2023.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878