BELASTINGEN - 01.06.2023

Abnormale of goedgunstige voordelen verstrekt door buitenlandse vennootschap

De wet voorziet expliciet dat de abnormale of goedgunstige voordelen die een vennootschap verkrijgt van een verbonden onderneming, in haar hoofde een minimale belastbare grondslag vormen. In het verleden beperkte de Administratie het toepassingsgebied van dat aftrekverbod tot voordelen verstrekt door een binnenlandse verbonden vennootschap. Begin jaren 2000 veranderde de fiscus het geweer van schouder en werd gesteld dat het aftrekverbod niet beĂŻnvloed wordt door de vraag of het abnormaal of goedgunstig voordeel verstrekt wordt door een binnenlandse, dan wel een buitenlandse vennootschap. Wat zei het Hof van Cassatie daarover onlangs?

Waarover gaat het?

Een vennootschap ontvangt een abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer ze zich verrijkt ten koste van de verstrekker van het voordeel; dat tegen de gebruikelijke gang van zaken in, of zonder dat tegenover het verkregen voordeel een evenredige prestatie staat.

Zo zal er bv. sprake zijn van een verkregen abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer een vennootschap de schuldenaar is van een interestloze lening. In een dergelijk geval ontvangt de schuldeiser immers geen evenredige prestatie (= marktconforme interesten) voor het ter beschikking stellen van de betrokken gelden. Ook indien een vennootschap goederen kan aankopen tegen een prijs die (ver) beneden de marktprijs ligt, is er sprake van een (verkregen) abnormaal of goedgunstig voordeel.

Hof van Cassatie: ruime invulling

Merk op dat het concept van abnormale of goedgunstige voordelen naar de mening van het Hof van Cassatie (Cass., 02.04.2005 en 14.05.2019) ruim ingevuld moet worden. Het Hof stelt dat dergelijke voordelen niet enkel voortvloeien uit verrichtingen waarbij een tegenprestatie ontbreekt, of waarbij die tegenprestatie niet aan de normale marktvoorwaarden beantwoordt, maar dat er tevens sprake is van abnormale of goedgunstige voordelen wanneer voordelen verkregen werden onder abnormale omstandigheden, die niet op economische gronden verantwoord kunnen worden.

Aftrekverbod

De wet voorziet in artikel 206/3, §1, eerste streepje WIB 92 dat een vennootschap – wanneer ze de bewerkingen in de vennootschapsbelasting doorloopt – geen aftrekken mag toepassen op een aantal in de wet opgesomde bestanddelen; dat geldt niet enkel voor de klassieke aftrekposten, zoals de DBI- en innovatieaftrek en de aftrek van vorige verliezen, maar evenzeer voor de verliezen van het belastbare tijdperk zelf. Een van die bestanddelen betreft de abnormale of goedgunstige voordelen die de vennootschap verkrijgt van een verbonden onderneming (art. 79 WIB 92) .

Gelet op dat aftrekverbod vormen dergelijke verkregen abnormale of goedgunstige voordelen een minimale belastbare basis, waarover de vennootschap steeds vennootschapsbelasting verschuldigd is, zoals bevestigd door het Hof van Cassatie (Cass., 10.03.2016) .

Door de toepassing van dat aftrekverbod neemt de fiscale wetgever de incentive weg om winsten kunstmatig te verschuiven binnen een groep van vennootschappen, naar een verbonden vennootschap die over een hoog bedrag aan aftrekposten beschikt, maar niet afdoende winst realiseert om die aftrekken integraal te benutten.

Voorbeeld

Vennootschappen BV A en BV B zijn aan elkaar verbonden; ze maken beide deel uit van een productieproces waarbij grondstof X door BV A verwerkt wordt tot product Y, om vervolgens door BV B afgewerkt te worden tot het finale product Z, dat aan particulieren verkocht wordt.

BV A is een winstgevende vennootschap, die geen aftrekposten met zich meedraagt; BV B draagt fiscale verliezen uit het verleden met zich mee; dat voor een totaalbedrag van € 100.000.

Onder normale marktomstandigheden verkoopt BV A haar producten tegen een prijs van € 70.000 aan BV B, waardoor ze – ruwweg gesteld – een belastbaar resultaat van € 30.000 overhoudt, rekening houdend met de aankoopkosten van de grondstoffen en haar eigen kosten (samen € 40.000). Wanneer BV B de producten verkoopt voor € 100.000, rest er (na aftrek van de aankoopkosten en eigen kosten – samen € 80.000) een belastbare winst van € 20.000.

In dat scenario wordt BV A geconfronteerd met een belastbare grondslag van € 30.000; BV B kan haar belastbare winst van € 20.000 tot € 0 herleiden via de aftrek van vorige verliezen, en draagt het saldo van € 80.000 aan resterende verliezen over naar het volgende belastbare tijdperk.

Op groepsniveau zou men ervoor kunnen opteren om de actuele belastingdruk te reduceren door de verkoopprijs bij verkoop tussen A en B met € 30.000 te reduceren tot € 40.000. Onder dergelijke voorwaarden zou de resterende belastbare grondslag in hoofde van BV A € 0 (= € 40.000 - € 40.000) bedragen, en kan BV B haar belastbare grondslag van € 50.000 (= € 100.000 - € 50.000) nog steeds integraal tot € 0 herleiden door de aftrek van de vorige verliezen. In deze hypothese rest nog € 50.000 aan overdraagbare verliezen. Door deze opzet zou de benutting van de verliesaftrek van BV B kunstmatig naar voren geschoven worden.

Door het aftrekverbod dat vervat ligt in artikel 206/3, §1 WIB 92, kan BV B de overgedragen verliezen echter niet afzetten ten aanzien van de door haar verkregen abnormale of goedgunstige voordelen. Daardoor vormt de € 30.000 (= de mate waarin de overeengekomen prijs tussen BV A en BV B afwijkt van de marktprijs) de minimale belastbare grondslag in hoofde van BV B. Op groepsniveau zal er dus nog steeds een onmiddellijke cashout van belastingen behouden blijven, en kunnen de verliezen niet versneld benut worden.

Verbonden vennootschap: binnenlands of buitenlands

Het aftrekverbod geldt steeds wanneer een vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel verkrijgt van een verbonden vennootschap; dat ongeacht of dat een binnenlandse of buitenlandse verbonden vennootschap is.

In het verleden veronderstelde de Administratie nochtans dat het aftrekverbod niet van toepassing was wanneer het voordeel verstrekt werd door een in het buitenland gevestigde onderneming. In 2002 werd echter het geweer van schouder veranderd, en werd – in de memorie van toelichting bij de wet van 24 december 2002 – verduidelijkt dat het aftrekverbod, door een striktere administratieve toepassing, ook uitwerking zou krijgen wanneer het abnormaal of goedgunstig voordeel verstrekt wordt door een buitenlandse onderneming (parl. st. Kamer 2001-02, nr. 1918/001, p. 52) .

In 2021 werd het Grondwettelijk Hof nog bevraagd over de toepassing van het aftrekverbod in een grensoverschrijdende context, op grond van een vermeende schending van het gelijkheidsbeginsel. Het betoog ving echter bot bij het Grondwettelijk Hof, dat oordeelde dat er geen schending vervat ligt in deze regeling (GwH, 16.12.2021, nr. 184/2021) .

Anno 2022 bevestigde ook het Hof van Cassatie dat het verbod zowel in een binnenlandse als in een grensoverschrijdende context van toepassing is. Het Hof moest zich daarbij buigen over een dossier dat eerder beslecht werd door het hof van beroep te Antwerpen (Antwerpen, 23.03.2022) , maar waarbij de benadeelde belastingplichtige zich weigerde neer te leggen bij het standpunt van het hof van beroep, dat het aftrekverbod ook van kracht is wanneer het voordeel door een buitenlandse onderneming toegekend wordt. De belastingplichtige moest echter opnieuw het onderspit delven voor het Hof van Cassatie (Cass., 22.11.2022) dat concludeerde dat het aftrekverbod – conform een letterlijke lezing van de wet – wel degelijk ook van toepassing is op voordelen die verkregen werden van een buitenlandse vennootschap. De verschillende argumenten die de belastingplichtige opwierp om zijn gelijk te halen (waaronder een schending van het toepasselijke dubbelbelastingverdrag) vingen in dat proces allemaal bot.

  • Een vennootschap ontvangt een abnormaal of goedgunstig voordeel wanneer ze zich verrijkt ten koste van de verstrekker van het voordeel; dat tegen de gebruikelijke gang van zaken in, of zonder dat tegenover het verkregen voordeel een evenredige prestatie staat.
  • De abnormale of goedgunstige voordelen die een vennootschap verkrijgt van een verbonden onderneming, vormen in haar hoofde een minimale belastbare grondslag. Er kunnen geen aftrekken (DBI- en innovatieaftrek, overgedragen verliezen, ...) toegepast worden op die voordelen. Ook verliezen van het belastbaar tijdperk zelf kunnen niet aangewend worden om de omvang van een dergelijke belastbare basis te reduceren.
  • Nadat het Grondwettelijk Hof daarin geen schending van het gelijkheidsbeginsel zag, heeft het Hof van Cassatie nu ook bevestigd dat die regels ook gelden voor abnormale of goedgunstige voordelen verkregen van een buitenlandse verbonden vennootschap.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878