NOTIONELE INTERESTAFTREK - 16.05.2014

Actief in het buitenland: gevolgen voor uw notionele interestaftrek?

Tot onlangs moest u het nettoactief van een buitenlandse vaste inrichting in mindering brengen van de berekeningsbasis voor de notionele interestaftrek (NI). België werd daarvoor veroordeeld door het Europese Hof. Sinds 1 januari zijn de spelregels gewijzigd.

Wat is zo’n vaste inrichting precies en wat zijn de fiscale voordelen ervan? Kunt u na de wetswijziging de notionele interestaftrek toch ook toepassen op uw vaste inrichting? Wanneer de facto wel en wanneer niet? Is werken met een vaste inrichting dan nog interessant?

Wat zijn de voor- en nadelen van werken met een buitenlandse dochteronderneming? Hoe kunt u de notionele interestaftrek van uw Belgische werkvennootschap intact houden als u ervoor kiest om een buitenlandse dochtervennootschap op te richten?

vaste inrichting

Waarover gaat het?

Zoals eerder toegelicht, heeft wie zijn corebusiness in het buitenland op dezelfde manier uitoefent als in België daar meestal een vaste inrichting (VI). Dat is onder meer het geval als u ter plaatse een lokale infrastructuur heeft of een ‘ afhankelijk agent ’ (iemand die voor uw rekening gebruikelijk essentiële clausules van commerciële overeenkomsten negotieert).

Fiscale voordelen?

De winsten van een VI worden ter plaatse belast . Dat is meestal voordelig omdat het Belgische tarief vennootschapsbelasting internationaal gezien vrij hoog ligt. Verder kunt u de opstartverliezen van een buitenlandse VI in België aftrekken van de belastbare winst. Daarnaast kunt u die verliezen in het buitenland meestal ook overdragen. Wanneer u later diezelfde verliezen in het buitenland compenseert met de winst van uw VI, dan worden ze in België wel belastbaar. U stelt dus minstens belastingen uit. Wordt de VI nooit rendabel en stopt u eventueel uw buitenlandse activiteiten, dan wordt de belastingbesparing definitief. Zeker als u opstartverliezen verwacht, kunt u een buitenlandse activiteit in principe beter opstarten via een VI dan via een buitenlandse dochteronderneming.

Notionele interestaftrek

Even opfrissen...

De aftrek voor risicokapitaal, beter bekend als de notionele interestaftrek (NI), is een fiscale aftrek die berekend wordt op basis van het gecorrigeerde boekhoudkundig eigen vermogen van een vennootschap. Om ‘misbruiken’ te vermijden, moet het boekhoudkundig eigen vermogen verminderd worden met o.m. de deelnemingen in andere vennootschappen en de waarde van het privé gebruikte gedeelte van onroerende goederen. Voor aanslagjaar 2015 bedraagt de NI 2,63% (3,13% voor kmo’s).

Buitenlandse vaste inrichting en de NI

Het boekhoudkundig eigen vermogen moest u tot voor kort voor de berekening van de NI ook verminderen met het nettoactief dat toewijsbaar is aan een buitenlandse VI of onroerend goed waarvan de inkomsten in België op basis van een verdrag vrijgesteld zijn.

In de zaak Argenta heeft het Europese Hof ( HvJ, 04.07.2013, C-350/11 ) geoordeeld dat die uitsluiting strijdig is met het Europese beginsel van vrijheid van vestiging. Buitenlandse ondernemingen met een VI in België kunnen immers wel de NI genieten op het eigen vermogen dat toewijsbaar is aan deze inrichting, terwijl op het eigen vermogen van een buitenlandse inrichting van een Belgische onderneming geen fiscale aftrek toegestaan wordt.

Wetswijziging: probleem opgelost?

Op basis van de wet van 21.12.2013 moet u het netto-actief van uw buitenlandse VI niet langer uit de berekeningsbasis van de NI halen. Dat betekent echter niet dat u nu ook altijd recht heeft op een grotere fiscale aftrek. De wetgever heeft immers voorzien dat de aftrek zelf nu verminderd wordt met het deel dat betrekking heeft op het eigen vermogen dat toewijsbaar is aan een VI of overeenstemt met een buitenlands onroerend goed waarvan de inkomsten vrijgesteld zijn in België.

Toch kan de nieuwe regeling wel degelijk tot gevolg hebben dat de aftrek hoger ligt dan bij de oude regeling. Het deel van de NI dat toewijsbaar is aan een inrichting of onroerend goed buiten de EER gaat sowieso verloren. Ligt de VI binnen de EER, dan moet u kijken of haar deel van de NI meer bedraagt dan de daar gerealiseerde winst. Is dat niet het geval, dan gaat de NI verloren. Bedraagt de NI meer dan de (buitenlandse) winst, dan kan het deel dat meer bedraagt wel in mindering gebracht worden van de in België belastbare winst. Wanneer de inrichting of het onroerend goed een negatief resultaat oplevert, dan blijft het volledige bedrag van de NI gevrijwaard .

Voorbeelden

Een Belgische vennootschap heeft een eigen vermogen van € 1.000.000 waarvan € 300.000 toewijsbaar is aan de Franse inrichting. De Belgische vennootschap mag € 18.410 NI aftrekken (€ 700.000 à 2,63%). De NI toewijsbaar aan de Franse inrichting bedraagt € 7.890. Als de Franse VI € 15.000 winst maakt, gaat de NI toewijsbaar aan de Franse inrichting volledig verloren omdat de toewijsbare NI niet méér bedraagt dan de winst. Als de Franse VI € 5.000 winst maakt, dan mag de Belgische vennootschap € 2.890 extra NI benutten (in totaal € 21.300). Maakt de Franse VI verlies, dan kan de Belgische vennootschap € 26.300 NI aftrekken.

Werken met een VI nog interessant?

Zeker wanneer de buitenlandse activiteit initieel verlieslatend is, blijft werken met een VI interessant. Naast de aftrek van de opstartverliezen kunt u de NI, zolang er in het buitenland verlies is, de facto immers toepassen op het volledige eigen vermogen van de Belgische vennootschap, met inbegrip van het gedeelte dat toewijsbaar is aan de buitenlandse inrichting.

Dat is ook deels het geval zolang de buitenlandse VI minder winst maakt dan het deel van de NI dat betrekking heeft op het nettoactief van die buitenlandse inrichting.

Toch een dochtervennootschap?

Als de buitenlandse activiteit initieel verlies maakt, dan is een VI interessanter dan een buitenlandse dochtervennootschap. Als u geen opstartverliezen verwacht, dan speelt het feit dat u de verliezen van de buitenlandse VI in België kan aftrekken geen rol. Daarnaast wordt soms ook geopteerd voor een aparte dochtervennootschap omdat de aansprakelijkheid van de Belgische moedervennootschap voor de schulden van die dochter in principe beperkt blijft tot het kapitaal dat zij aan die dochter ter beschikking gesteld heeft.

Wanneer u echter een buitenlandse dochtervennootschap opricht, dan bevat de balans van uw Belgische vennootschap een deelneming . De waarde van die deelneming stemt overeen met het kapitaal dat u bij oprichting, hetzij door een inbreng in geld, een inbreng in natura of een combinatie, ter beschikking gesteld heeft van die dochter. De waarde van die deelneming moet u bij de berekening van de NI van het eigen vermogen aftrekken. Tenzij u leent voor het oprichten van die dochter en de aftrekbare interesten op die lening hoger zijn dan het verlies aan NI, is het oprichten van een dochter dus fiscaal gezien nadelig . U kunt overwegen om dat op te vangen door de aandelen van uw werkvennootschap eerst in te brengen in een holding . Die holding, die sowieso meestal geen NI geniet, richt dan een buitenlandse dochter op. Daardoor blijft de NI van uw werkvennootschap intact . Documenteer wel de niet-fiscale motieven voor die inbreng en vraag bij voorkeur een ruling .

ADVIEZEN

  • Sinds 1 januari moet u het nettoactief van uw buitenlandse VI niet langer uit de berekeningsbasis van de NI halen. Wel moet u nu de aftrek zelf verminderen met het deel ervan dat betrekking heeft op het eigen vermogen toewijsbaar aan die VI. Als de buitenlandse VI winstgevend is, maakt dat meestal weinig verschil.
  • Enkel wanneer de buitenlandse VI verlies maakt of minder winst dan haar aandeel in de NI, behoudt u (deels) de NI op uw buitenlandse inrichting. Dat is toch een goede zaak omdat werken met een VI vooral interessant is voor wie in het buitenland sowieso opstartverliezen verwacht. U kunt die verliezen dan immers in mindering brengen van de winst van uw Belgische activiteit.
  • Werkt u met een dochtervennootschap omwille van de beperkte aansprakelijkheid of omdat u geen verlies verwacht, dan kunt u de NI van uw Belgische werkvennootschap intact houden door ze eerst in te brengen in een holding. Die holding richt dan de buitenlandse dochter op. Vraag wel een ruling voor de inbreng.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878