LIQUIDATIERESERVE - 11.02.2016

Elke aandeelhouder een ‘ander’ dividend?

Een liquidatiereserve is niet altijd aangewezen wanneer een van de aandeelhouders zelf ook een vennootschap is. Aan de minister werd op 07.08.2015 een originele oplossing voor dat probleem voorgelegd. Heeft hij deze ook aanvaard?

Vennootschap als aandeelhouder

Liquidatiereserve. Dat kent u intussen, de zgn. liquidatiereserve is een fiscaal gezien goedkope manier om geld uit uw vennootschap te halen (art. 184quater WIB 92) . Kort samengevat komt het erop neer dat uw vennootschap haar winst van het boekjaar op een afzonderlijke reserverekening boekt en daarop – naast de gewone vennootschapsbelasting – nog een afzonderlijke aanslag van 10% betaalt. Na vijf jaar kan ze deze winst dan als een dividend uitkeren aan haar aandeelhouders tegen slechts 5% rv of, als ze wacht tot aan de vereffening, zelfs zonder rv.

Wie zijn de aandeelhouders? Vooraleer u (uw boekhouder) binnenkort bij de afsluiting van boekjaar 2015 beslist om een liquidatiereserve aan te leggen, is het met het oog op de latere uitkering van die liquidatiereserve van belang om te kijken naar de hoedanigheid van de aandeelhouders. Zijn één of meerdere aandeelhouders van de vennootschap nl. zelf ook een vennootschap, dan kan zo’n liquidatiereserve weleens minder lucratief zijn...

Roerende voorheffing (rv). Heeft de vennootschap-aandeelhouder minstens 10% van de aandelen, dan kan de winst als dividend uitgekeerd worden zonder rv, dankzij de vrijstelling van de zgn. moeder-dochterrichtlijn (we besparen u de details) . Heeft de vennootschap-aandeelhouder minder dan 10% van de aandelen, dan moet er wél rv ingehouden worden, maar die rv kan ‘verrekend’ worden met (lees: in mindering gebracht worden van) de vennootschapsbelasting die de vennootschap-aandeelhouder moet betalen.

‘Overbodige’ 10% belasting! Het tarief van de rv speelt m.a.w. geen rol voor een vennootschap-aandeelhouder. De aanleg van een liquidatiereserve – en dus ook de betaling van die 10% extra belasting – heeft dan ook geen enkele zin. Of anders gezegd, in de mate dat de aandeelhouders zelf vennootschappen zijn, is de 10% extra belasting in het kader van de liquidatiereserve een verloren kost.

‘Onevenredige’ dividenduitkering?

Originele oplossing voor dat probleem? Die werd onlangs aan de minister voorgelegd. Er werd voorgesteld om aan de aandeelhouders-natuurlijke personen een dividend toe te kennen dat bij voorrang afkomstig is van de liquidatiereserve, en aan de aandeelhouders-vennootschappen een dividend dat bij voorrang afkomstig is uit de andere reserves. Zo zou het voordeel van de liquidatiereserve ten volle benut kunnen worden.

Wat zegt de minister?“Goed geprobeerd...” Volgens de minister geeft elk aandeel – ongeacht de hoedanigheid van de aandeelhouder – immers recht op een dividend waarvan de oorsprong identiek is. U kunt m.a.w. niet afwijken van een evenredige aanrekening op de liquidatiereserve en de overige reserves bij de uitkering van dividenden.

Tip. Heeft uw vennootschap maar één minderheidsaandeelhouder die zelf een vennootschap is en zijn de aandeelhouders-natuurlijke personen veruit in de meerderheid, dan blijft de liquidatiereserve toch het overwegen waard, ondanks het nadeel voor die ene vennootschap.

Download de parlementaire vraag nr. 508 van 07.08.2015 van http://tipsenadvies-belastingen.be/download – code BT 22.08.02.

Voor een aandeelhouder-vennootschap speelt het tarief van de rv geen rol. De 10% extra belasting die uw vennootschap betaalt op een liquidatiereserve is dan ook een verloren kost. Aan deze aandeelhouder dividenden uitkeren die enkel uit de andere reserves afkomstig zijn, kan niet volgens de minister.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878