SCHENKING - 30.01.2019

Wanneer ‘uitgesteld meesterschap’?

Het nieuwe erfrecht verrekent een schenking erfrechtelijk verschillend naargelang van de specifieke voorwaarden en lasten die aan de schenking gekoppeld zijn. Tegen welke waarde moeten schenkingen nu verrekend worden? Wanneer is er dan sprake van een ‘uitgesteld meesterschap’ en wat zijn daarvan de gevolgen voor de waardering van de schenking?

Inbreng en inkorting. Het volstaat niet om bij de verdeling van de nalatenschap aan iedere erfgenaam een gelijk aandeel in de nagelaten goederen toe te kennen. Er moet ook rekening gehouden worden met wat iedere erfgenaam bij leven van de erflater gekregen heeft. Dit betekent dat de schenkingen die een erfgenaam reeds bij leven kreeg, bij de verdeling van de nalatenschap verrekend moeten worden. Onder het nieuwe erfrecht zijn enkel de kinderen onderling tot inbreng gehouden (art. 857 BW) . Een schenking aan een kind wordt immers verondersteld een voorschot op erfdeel te zijn. U mag ook schenkingen buiten erfdeel toekennen, maar als u daarmee het beschikbaar deel overschrijdt, kunnen de reservataire erfgenamen de inkorting van die schenkingen vragen.

Waardering. Zowel voor de verrichtingen van inbreng als in het kader van de bescherming van de reserve wordt de schenking verrekend volgens de intrinsieke waarde van de geschonken goederen. Die intrinsieke waarde zal in principe in de schenkingsakte of in de ‘pacte adjoint’ vermeld zijn. Verder moet de intrinsieke waarde geïndexeerd worden, vanaf de schenking tot het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap (art. 858, §3, lid 1 BW) . Die actualisatie geldt ongeacht of er een roerend of een onroerend goed geschonken werd en ongeacht de effectieve waarde van die goederen op het tijdstip van het overlijden. De begiftigde is zelf verantwoordelijk voor het beheer van het geschonken goed. Hij ondergaat of verkrijgt dus ook de waardeschommelingen voor eigen rekening.

Uitgesteld meesterschap. Die verantwoordelijkheid heeft de begiftigde niet als hij zelf niet de controle over het geschonken goed heeft. Wanneer de begiftigde op het ogenblik van de schenking niet het recht verwerft om over de volle eigendom te beschikken, wordt daarom het waarderingstijdstip verschoven naar het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap (art. 858, §3, lid 2 BW) , als de begiftigde slechts op dat ogenblik het recht verwerft om over de geschonken goederen te beschikken. Dat is bv. het geval bij een schenking van de blote eigendom, als het vruchtgebruik uitdooft bij het overlijden van de schenker.

Ander tijdstip. Verwerft de begiftigde dit beschikkingsrecht na de schenking, maar wel tijdens het leven van de schenker (bv. omdat de schenker afstand doet van zijn vruchtgebruik), dan zal de waardering gebeuren op het ogenblik dat de begiftigde het recht krijgt om over de volle eigendom te beschikken, te indexeren tot het ogenblik van het overlijden. Duurt de beschikkingsbeperking voort na het overlijden (bv. omdat het vruchtgebruik voortgezet wordt door de echtgenote van de schenker), dan worden de geschonken goederen gewaardeerd op het ogenblik van het overlijden, onder aftrek van de waarde van de last die er dan op weegt.

Wanneer? De term ‘meesterschap’ komt niet voor in de wet, enkel in de memorie van toelichting. Daarin worden drie voorbeelden opgesomd: het voorbehoud van vruchtgebruik, de last van gebruik en bewoning en het vervreemdingsverbod. Het is duidelijk dat de begiftigde van een schenking in blote eigendom niet over de volle eigendom van de goederen kan beschikken. Bij een vervreemdingsverbod mag de zaak tijdelijk en vaak tot aan het overlijden van de schenker niet verkocht, geschonken of verpand worden. Het is eveneens duidelijk dat de begiftigde dan niet als een volle eigenaar over de geschonken goederen kan beschikken.

Restrictieve interpretatie. Andere lasten, die geen impact hebben op de beschikkingsbevoegdheid van de begiftigde, vallen evenwel niet onder de uitzondering. Zo legt de last van lijfrente, de conventionele terugkeer in geval van vooroverlijden van de begiftigde of zelfs een uitsluitingsclausule (bv. het verbod om de geschonken goederen in te brengen in een huwgemeenschap) de beschikkingsbevoegdheid van de begiftigde niet aan banden. Hoewel deze clausules mogelijk zijn beschikkingsrecht bemoeilijken, kan de begiftigde wel degelijk beschikken over de geschonken goederen.

Buiten schenkingsakte? De beschikkingsbeperking kan voorzien zijn in de schenkingsakte, maar kan ook voortvloeien uit andere regels. Denken we bv. aan de schenking, in volle eigendom, van delen van een maatschap, waarbij de begiftigde op grond van statutaire bepalingen de delen niet kan vervreemden zonder het akkoord van de zaakvoerder. O.i. is dit voor de begiftigde een beperking die ertoe leidt dat hij niet het recht heeft om te beschikken over de volle eigendom van het geschonken goed, zodat de uitzondering wél van toepassing is.

De relevante waarde voor de inbreng en inkorting van schenkingen is in principe de intrinsieke waarde van het geschonkene op het moment van de schenking, geïndexeerd tot het moment van overlijden. Als u schenkt met ‘uitgesteld meesterschap’, dan verschuift het waarderingstijdstip echter naar het ogenblik waarop de begiftigde het recht verwerft om over de volle eigendom te beschikken. Er is niet alleen sprake van ‘uitgesteld meesterschap’ bij een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, maar ook wanneer u bv. een vervreemdingsverbod voorziet of wanneer er beschikkingsbeperkingen gelden die hun oorsprong niet in de schenkingsakte vinden, maar bv. in de statuten van een maatschap.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878