Geen 5,1% afzonderlijke aanslag meer!
Te weinig loon opnemen, leidt tot een afzonderlijke aanslag. Inderdaad, die maatregel was een gevolg van de hervorming in de vennootschapsbelasting. Die regel kwam erop neer dat zo een vennootschap niet aan minstens één zaakvoerder-natuurlijk persoon de minimumbezoldiging toekent (die nodig is om het verlaagd tarief te genieten), ze op het ‘bezoldigingstekort’ een afzonderlijke aanslag van 5,1% moest betalen (art. 219quinquies, §2 WIB 92) .
Let op! De 5,1%-aanslag was van toepassing op elke vennootschap, dus niet alleen op kmo’s, maar ook op (grote) vennootschappen die al uitgesloten zijn van het verlaagd tarief vennootschapsbelasting om een andere reden dan het minimumloon.
Voorbeeld. Uw bvba heeft voor 2018 een belastbare winst van € 85.000 vóór aftrek van uw loon van € 32.000. Na aftrek van die € 32.000 aan loon bedraagt de belastbare winst nog € 53.000. Het bezoldigingstekort is dus € 13.000, nl. € 45.000 - € 32.000. De aanslag op het bezoldigingstekort is dan € 663 (€ 13.000 x 5,1%).
Die regel is ongedaan gemaakt! De 5,1% is inderdaad op 04.04.2019 definitief naar de prullenmand verwezen en dat zelfs met terugwerkende kracht! De aanslag op het bezoldigingstekort heeft dus eigenlijk nooit bestaan. Zo u dus voor het voorbije boekjaar 2018 te weinig loon opgenomen heeft, dan wordt dat niet ‘afgestraft’ met die aanslag van 5,1%.
Goed nieuws dus? Ja, zeker voor grote vennootschappen die nu ook al niet het verlaagd tarief vennootschapsbelasting genieten. Voor kmo’s moet het een en ander toch genuanceerd worden. Het is immers enkel en alleen de afzonderlijke aanslag van 5,1% op het bezoldigingstekort die afgeschaft is. Dat wil dus niet zeggen dat een bezoldigingstekort niet meer leidt tot de tweede sanctie die daaraan vasthangt, nl. het feit dat uw vennootschap dan uitgesloten is van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting (20,4% op de eerste € 100.000 aan belastbare winst). De toekenning van een minimumbezoldiging aan ten minste één bedrijfsleider-natuurlijk persoon blijft dus een voorwaarde voor het verlaagd tarief vennootschapsbelasting.