LOONOPTIMALISATIE - 01.04.2019

Mobiliteitsbudget: eindelijk goedgekeurd

Het mobiliteitsbudget geeft u en uw collega’s de mogelijkheid om uw bedrijfswagen in te ruilen voor een budget dat u naar keuze kunt besteden aan een milieuvriendelijke bedrijfswagen of aan duurzame vervoermiddelen, of zelfs cash kunt laten uitbetalen.

Wie beslist over de invoering van het mobiliteitsbudget? Hoe wordt de omvang ervan bepaald? Waarvoor kunt u als werknemer uw mobiliteitsbudget zoal aanwenden? Hoe wordt u dan belast? Zijn de kosten van de verschillende alternatieven voor het bedrijf ook altijd fiscaal aftrekbaar?

Spelregels

Wanneer mogelijk?

De Wet op het mobiliteitsbudget is in werking getreden op 1 maart 2019. De werkgever beslist zelf over het invoeren van het mobiliteitsbudget, voor de hele onderneming of voor een bepaalde categorie van werknemers. De werkgever beslist daarna ook zelf of hij al dan niet ingaat op de vraag van een individuele werknemer. Alleen bedrijven die gedurende een ononderbroken periode van minstens 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget, een of meerdere bedrijfswagens ter beschikking gesteld hebben van een of meerdere werknemers, kunnen het mobiliteitsbudget ook effectief invoeren.

Wie komt in aanmerking?

Een werknemer kan enkel een mobiliteitsbudget aanvragen als hij op het moment van de aanvraag minstens gedurende 3 maanden over een bedrijfswagen beschikte en in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag, minstens 12 maanden een bedrijfswagen had. Die termijn van 3 maanden kan zowel binnen als buiten de termijn van 12 maanden vallen. In dat laatste geval bedraagt de totale duur 15 maanden. Naar analogie met de mobiliteitsvergoeding, zullen werknemers die niet over een bedrijfswagen beschikken, maar er wel voor ‘in aanmerking komen volgens het bedrijfswagenbeleid van de werkgever’, gebruik kunnen maken van het mobiliteitsbudget.

Deze termijnen gelden niet voor werknemers ‘die bij aanwerving, na een bevordering of bij een functieverandering, deel uitmaken van een functiecategorie waarvoor het bij de werkgever geldende bedrijfswagenbeleid in een bedrijfswagen voorziet’. In geval van bevordering of functiewijziging kan de werknemer de onmiddellijke toepassing van het mobiliteitsbudget wel enkel vragen voor bevorderingen of functiewijzigingen die dateren van vóór de inwerkingtreding van de wet.

Het recht op een mobiliteitsbudget eindigt vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer weer een bedrijfswagen krijgt of een functie uitoefent waarvoor geen bedrijfswagen voorzien is in het loonsysteem van het bedrijf. Het recht op het mobiliteitsbudget eindigt ook zodra de werknemer een mobiliteitsvergoeding ontvangt.

Omvang mobiliteitsbudget

Het mobiliteitsbudget is gelijk aan de totale jaarlijkse brutokosten van de financiering en het gebruik van een bedrijfswagen (de ‘total cost of ownership’), desgevallend na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer. Het betreft onder meer de maandelijkse leaseprijs of huur, de brandstofkosten, eventuele verzekeringen, de solidariteitsbijdrage en alle uitgaven met betrekking tot een bedrijfswagen, waaronder ook de niet-aftrekbare btw, enz. Wanneer de bedrijfswagen eigendom is van de werkgever, worden de financieringskosten vervangen door een jaarlijkse afschrijving van 20%.

Het mobiliteitsbudget wordt niet automatisch geïndexeerd. Het mag echter wel aangepast worden. Die aanpassing mag dan nooit hoger zijn dan de aanpassing waartoe de toepassing van het in de sector geldende indexeringsmechanisme aanleiding zou geven. Daarnaast kan het mobiliteitsbudget verhoogd of verlaagd worden wanneer de werknemer van functiecategorie verandert.

Geen ‘salary sacrifice’

Net zoals bij de mobiliteitsvergoeding zal een bedrijfswagen die destijds geheel of gedeeltelijk gefinancierd is met een ‘salary sacrifice’, geen recht geven op een mobiliteitsbudget. Het mobiliteitsbudget kan wel toegekend worden ter vervanging of omzetting van loon of andere voordelen, indien die voordelen blijkens de individuele arbeidsovereenkomst toegekend werden aan de werknemer omdat hij recht had op een bedrijfswagen, maar er niet effectief over beschikt heeft. Het mobiliteitsbudget kan ook toegekend worden ter vervanging van een mobiliteitsvergoeding.

Hoe gebruiken?

Principe

Binnen het mobiliteitsbudget kunnen de werknemers in principe kiezen uit een waaier van mobiliteitsoplossingen. Die zijn onderverdeeld in drie pijlers, elk met eigen sociale en fiscale regels. De bedrijfsleider beslist zelf welke opties het bedrijf al dan niet aanbiedt. De werknemer kiest vrij uit de aangeboden mogelijkheden. Hij kan er dus ook voor opteren om slechts van een of twee van de pijlers gebruik te maken.

Pijler 1

Binnen de eerste pijler heeft de werknemer de mogelijkheid om voor een (andere) bedrijfswagen te kiezen. Een zuiver elektrische wagen kan altijd. Bij een oplaadbare hybride moet de elektrische batterij een capaciteit van minstens 0,5 kWh per 100 kilogram wagengewicht hebben.

Daarnaast kunt u ook opteren voor een wagen met een maximale CO2 -uitstoot van 105 gram per kilometer. Voor wie in de loop van kalenderjaar 2020 instapt, wordt dat 100 gram per kilometer. Een uitstootnorm van 95 gram komt er pas vanaf 2021. Verder moet de aan te merken emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen van het betrokken voertuig, ten minste overeenstemmen met de geldende norm voor nieuwe voertuigen (met uitzondering van eindereeksen).

Als de werknemer opteert voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen, dan blijven daarvoor de bestaande fiscale en parafiscale regels van toepassing.

Pijler 2

Binnen de tweede pijler mag het bedrijf een keuze aan ‘duurzame vervoermiddelen’ aanbieden, zoals (elektrische) fietsen, abonnementen of biljetten voor het openbaar vervoer (bv. ook voor gezinsuitstappen), deeloplossingen (deelauto, carpooling, enz.). Zelfs huisvestingskosten met betrekking tot een woning gelegen in de buurt van de tewerkstelling, komen in aanmerking. Vereist is wel dat de woonplaats zich dan (in vogelvlucht) in een straal van 5 km bevindt van de normale plaats van tewerkstelling. Indien een werknemer reeds een woning heeft die gelegen is binnen die straal van 5 km, kan hij eveneens de hypothecaire interesten/huurgelden aanwenden voor pijler 2.

Deze tweede pijler blijft voor de werknemer volledig belastingvrij. Voor de werkgever zijn de kosten volledig aftrekbaar. Er zijn ook geen sociale bijdragen verschuldigd.

Pijler 3

De werknemer kan de uitbetaling vragen van het saldo van het mobiliteitsbudget dat hij niet aangewend heeft in pijler 1 of 2. Op dat bedrag wordt dan een sociale bijdrage van 38,07% ingehouden. Het uitbetaalde saldo wordt bij de werkgever als een volledig aftrekbare beroepskost beschouwd.

Werkgeversbijdrage woon-werkverkeer

Het mobiliteitsbudget kan niet gecombineerd worden met een vrijgestelde tussenkomst in het woon-werkverkeer, met een fietsvergoeding of met een bedrijfsfiets. Werknemers die al gedurende minstens 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag de combinatie van een bedrijfswagen en een tussenkomst voor woon-werkverkeer genoten, kunnen in de toekomst ook de combinatie van het mobiliteitsbudget en de tussenkomst voor woon-werkverkeer blijven genieten. Wie voorafgaand aan de aanvraag een combinatie genoot van een bedrijfswagen en een vergoeding voor woon-werkverkeer en voortaan enkel nog een mobiliteitsbudget verkrijgt, kan niet een deel van zijn mobiliteitsvergoeding beschouwen als een vrijgestelde vergoeding voor woon-werkverkeer.

  • De werkgever beslist zelf of hij een mobiliteitsbudget invoert. Daarna is het aan de werknemer om te beslissen of hij al dan niet een aanvraag indient om zijn bedrijfswagen om te zetten in een mobiliteitsbudget.
  • Het mobiliteitsbudget is gelijk aan de ‘total cost of ownership’ van de ingeleverde wagen. Binnen de door de werkgever aangeboden opties kiest de werknemer vrij hoe hij het budget besteedt aan een milieuvriendelijke wagen, aan een ruime waaier aan alternatieve duurzame vervoermiddelen of het budget in cash opneemt.
  • De mobiliteitsvergoeding laat daarentegen enkel toe uw wagen in te ruilen voor een forfaitair bepaalde (en vaak lagere) vergoeding in geld.
  • Als u voor een wagen opteert, dan wordt die volgens de bestaande regels belast. Voor de alternatieve vervoermiddelen geldt een vrijstelling van belastingen en sociale bijdragen. Op het saldo dat in cash uitgekeerd wordt, wordt een bijzondere sociale bijdrage van 38,07% ingehouden.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878