LOONKOSTEN - 13.01.2022

Mobiliteitsbudget: sinds 1 januari 2022 soepelere regels?

Met de introductie van het mobiliteitsbudget op 1 maart 2019 werd de afbouw of de vergroening van het bedrijfswagenpark beoogd. In de praktijk blijkt de regeling echter weinig populair. Daarom sleutelt de wetgever op diverse vlakken aan het bestaand kader. De vernieuwde regeling is wetsontwerp op grond van de wet van 25 november 2021, BS 3 december 2021 op 1 januari 2022 van kracht geworden. Wat zijn de voornaamste wijzigingen?

Mobiliteitsbudget

Voor wie?

De regeling inzake het mobiliteitsbudget is – ruwweg gesteld – van toepassing op alle werknemers (exclusief zelfstandigen en bedrijfsleiders, met uitzondering van bedrijfsleiders die met arbeidsovereenkomst werken), die het voordeel van een bedrijfswagen kunnen genieten. Het volstaat dus dat de werknemer voor een bedrijfswagen in aanmerking komt.

Wat?

De regeling van het mobiliteitsbudget biedt werknemers de mogelijkheid om hun (recht op een) bedrijfswagen in te ruilen tegen een budget dat ze kunnen besteden aan een pakket bestaande uit 3 pijlers: (i) een milieuvriendelijke wagen, (ii) duurzame (alternatieve) vervoersmiddelen en (iii) een vergoeding in cash. Dat budget stemt overeen met de ‘total cost of ownership’ (TCO) van de bedrijfswagen (of de bedrijfswagen waarvoor de werknemer in aanmerking komt). In principe moeten de jaarlijkse brutokosten – die accumuleren tot die TCO – op individuele basis bepaald worden, maar de Administratie aanvaardt – onder bepaalde voorwaarden – een pragmatische benadering, waarbij het budget vastgesteld wordt op grond van de referentiewagen voor de functiecategorie waartoe de betrokken werknemer behoort (ziehttps://mobiliteitsbudget.be/nl – FAQ 6.13) .

Fiscaal kader

De fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget wordt beïnvloed door de verdeling van het budget over de 3 mogelijke pijlers: (i) in de mate dat het budget aangewend wordt voor een milieuvriendelijke wagen, gelden de klassieke regels van belastbaar voordeel alle aard in hoofde van de werknemer en de aftrekbeperkingen in hoofde van de werkgever. Het saldo dat aangewend wordt binnen de tweede (duurzame vervoersmiddelen) en/of derde pijler (cashvergoeding) is daarentegen vrijgesteld van belasting in hoofde van de werknemer (art. 38, §1, lid 1, 33° WIB 92) , alsook integraal aftrekbaar in hoofde van de werkgever (art. 52, 12° WIB 92) . De keuze voor de toepassing van het mobiliteitsbudget zal daardoor – vanuit fiscaal oogpunt – in de praktijk steeds tot een win-winsituatie leiden voor zowel de werkgever als de werknemer.

Op het mobiliteitsbudget kunnen wel sociale lasten rusten: in de mate dat het budget aangewend wordt voor een milieuvriendelijke wagen, is de gewone solidariteitsbijdrage verschuldigd, en het cashgedeelte is onderworpen aan een bijzondere sociale bijdrage van 38,07%. Het deel van het budget dat besteed wordt aan de tweede pijler (duurzame vervoersmiddelen) is daarentegen vrijgesteld van sociale bijdragen.

Versoepelingen

Vergroening mobiliteit

De wetgever heeft recentelijk een volledig wetsontwerp gewijd aan de vergroening van de mobiliteit (wetsontwerp houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, parl. st. doc. 55/2170) . Binnen dat ontwerp is een hoofdstuk gericht op het mobiliteitsbudget. In wat volgt bespreken we de wijzigingen.

Vereenvoudigde toegang

Op grond van de huidige regels kunnen werknemers slechts gebruikmaken van het mobiliteitsbudget wanneer een bepaalde wachttermijn voldaan is; zo moeten ze gedurende minstens 12 maanden in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag én gedurende minstens 3 maanden ononderbroken op het moment van de aanvraag over een bedrijfswagen beschikt hebben, of ervoor in aanmerking komen. Met ingang van 1 januari 2022 zou die voorwaarde geschrapt worden. Werknemers zouden daardoor met onmiddellijke ingang voor een mobiliteitsbudget kunnen kiezen. Wel blijft de vereiste gelden dat de werkgever gedurende een ononderbroken periode van minstens 36 maanden (onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget) een of meerdere bedrijfswagens ter beschikking gesteld moet hebben van een of meerdere werknemers.

Uitbreiding van de mogelijke besteding

De mogelijke besteding van het mobiliteitsbudget binnen de 3 pijlers blijft behouden: (i) een milieuvriendelijke wagen, (ii) duurzame (alternatieve) vervoersmiddelen en (iii) een vergoeding in cash.

Een bedrijfswagen wordt op heden slechts als milieuvriendelijk aangemerkt indien hij voldoet aan minimumvereisten op het gebied van CO2 -uitstoot, emissienormen (met uitzondering van einde reeks-voertuigen; die tolerantie zou vanaf 1 januari 2022 evenwel geschrapt worden) en energiecapaciteit van de batterij (voor hybridevoertuigen). Vanaf 1 januari 2026 zouden echter enkel wagens zonder CO2 -uitstoot nog als milieuvriendelijk gedefinieerd kunnen worden.

Binnen de tweede pijler kan het mobiliteitsbudget op heden aangewend worden voor o.m. de aankoop, huur, leasing, onderhoud en verplichte uitrusting van ‘rijwielen’, bromfietsen en motorfietsen. Per 1 januari 2022 zouden ook kosten gerelateerd aan financiering en de stalling in aanmerking genomen kunnen worden, en zou de notie van ‘verplichte uitrusting’ verruimd worden tot “uitrusting (i) ter bescherming van de bestuurder en zijn passagiers én (ii) ter verhoging van hun zichtbaarheid”. Bovendien zouden naast ‘rijwielen’, bromfietsen en motorfietsen ook gemotoriseerde drie- en vierwielers in aanmerking komen, mits ze elektrisch aangedreven worden, en ontworpen zijn voor het vervoer van personen.

Tevens zouden abonnementen voor openbaar vervoer (op heden beperkt tot het woon-werkverkeer van de werknemer) uitgebreid worden tot abonnementen voor openbaar vervoer voor (alle) verplaatsingen van de werknemers én zijn inwonende gezinsleden. Het mobiliteitsbudget zou verder ook besteed kunnen worden aan parkeerkosten die gerelateerd zijn aan het gebruik van het openbaar vervoer.

Op grond van de huidige regels wordt dichtbij het werk wonen tevens als een duurzame mobiliteitsoplossing beschouwd. Daarom worden huisvestingskosten (meer bepaald huurgelden en interesten van hypothecaire leningen) ook gekaderd binnen de tweede pijler van het mobiliteitsbudget ingeval de werknemer binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling woont. Met ingang van 1 januari 2022 zou de perimeter uitgebreid worden tot 10 km. Bovendien zouden voortaan ook kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen in aanmerking genomen worden. Op die manier zouden meer werknemers een (groter) deel van hun mobiliteitsbudget aan hun woning kunnen besteden.

Verminderde administratieve complexiteit

Daarnaast beoogt de wetgever ook een vereenvoudigd administratief kader. Vooreerst voorziet het wetsontwerp in de mogelijkheid om het mobiliteitsbudget hetzij op basis van werkelijke kosten, hetzij op forfaitaire wijze te berekenen. Die berekeningsalternatieven zullen verder bij KB uitgewerkt worden, en zullen een belangrijke administratieve vereenvoudiging met zich meebrengen.

Verder zou het mobiliteitsbudget begrensd worden door een minimum van € 3.000 per jaar en een maximum van € 16.000 per jaar. Wel geldt dat het budget maximaal een vijfde van het totale brutoloon mag bedragen. Die plafondbedragen zouden evenwel slechts van toepassing zijn vanaf 1 januari 2023 voor wat betreft budgetten die reeds toegekend werden vóór de nieuwe wetgeving in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Vanuit een praktisch oogpunt zou het budget ook beschikbaar gesteld worden op een mobiliteitsrekening, om zo de afrekening van de kosten transparanter te maken.

  • Op basis van het wetsontwerp vervalt vanaf 1 januari 2022 de voorwaarde dat de werknemer reeds voor de toekenning van het mobiliteitsbudget gedurende een bepaalde periode een bedrijfswagen gehad moet hebben (of er recht op gehad moet hebben).
  • De mogelijke besteding van het mobiliteitsbudget wordt enigszins uitgebreid. Zo komen bv. alle abonnementen voor het openbaar vervoer in aanmerking. Vanaf 1 januari 2026 worden wel enkel nog wagens zonder CO2 -uitstoot voor de toepassing van het mobiliteitsbudget als milieuvriendelijk gedefinieerd.
  • Nieuw toegekende mobiliteitsbudgetten moeten vanaf 1 januari 2022 minimaal € 3.000 en maximaal € 16.000 bedragen. Voor bestaande budgetten worden die begrenzingen met ingang van 1 januari 2023 van kracht. Er komt een KB om de berekeningsmodaliteiten van het mobiliteitsbudget te vereenvoudigen.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878