STANDPUNT RECHTER - 06.06.2006

De fiscus houdt niet van een ‘ommetje’

Een boekhoudkantoor doet een beroep op zelfstandige onderaannemers. In plaats van de onderaannemers rechtstreeks te laten facturen aan de opdrachtgever, vennootschap A (een boekhoudkantoor), wordt er een vennootschap B tussengeplaatst. De onderaannemers facturen aan die tussenvennootschap B en deze factureert door met een opslag van 20% aan A. Er blijft 20% van de omzet ‘plakken’ bij tussenvennootschap B. Wat is het voordeel? Vennootschap A heeft nu een grotere aftrekbare kost (+ 20%). Blijkbaar kon B die ‘20%’ (extra winst) optimaliseren (zie verder).

Standpunt Administratie

De fiscus vindt dat de opdrachten ook rechtstreeks door vennootschap A uitbesteed hadden kunnen worden aan de zelfstandige medewerkers en dat de gekozen werkwijze alleen maar tot doel had dat de tussengeplaatste vennootschap 20% winstopslag kon aanrekenen die dan doorgefactureerd werd aan het kantoor, dat daardoor een hogere kostenaftrek had. De fiscus verwerpt in hoofde van het accountantskantoor (vennootschap A) de aftrek van de 20% opslag die de tussenvennootschap aanrekende.

Standpunt rechter

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen ziet dit anders. Volgens deze rechtbank is het niet bewezen dat er simulatie in het spel is. Met andere woorden, het spel wordt gespeeld volgens de regels van de kunst en bijgevolg is er niets aan de hand.

Commentaar

Kan de fiscus iets doen? De fiscus kan in principe weinig doen tegenover dergelijke constructies. Het enige wat hem rest is de ‘overdreven’ betaling in hoofde van vennootschap A te kwalificeren als de toekenning van een ‘abnormaal of goedgunstig voordeel’. Maar dat brengt hem geen stap verder. Omdat het toegestane voordeel in aanmerking komt voor belastbaarheid bij de genieter in België (vennootschap B), kan de kost ervan niet worden verworpen. Even technisch: dit komt door de voorrang van artikel 26 op artikel 49 WIB (zie T&A Belastingen, jg. 11, nr. 12, p. 4, 11.04.2005). Let op! Deze constructie is minder geschikt voor de overheveling van winsten naar een vennootschap met fiscale aftrekken, zoals overdraagbare verliezen. Waarom? De fiscale wet (art. 79 en 207 WIB) belet immers een fiscale aftrek (verliezen, investeringsaftrek, notionele interestaftrek, …) op verkregen abnormale of goedgunstige voordelen.

Tip. Een tweede (tussen)vennootschap (hier vennootschap B) kan zo zijn voordelen hebben. Bij de controle van kleine vennootschappen heeft de fiscus vooral aandacht voor de beroepskosten. Als er op dat vlak een beetje overdreven wordt (een tweede wagen voor de vrouw, restaurantkosten, zakenreizen…), dan valt dat zeer snel op. Soms is het dus beter om de activiteit te spreiden over twee vennootschappen.

Tip in de tip. Maar i.p.v. dan domweg een vennootschap tussen te plaatsen die eigenlijk niets substantieels doet en enkel factureert, kan men het ook wat subtieler spelen en de tweede (tussen-) vennootschap een echte activiteit geven. Zo kan men dan een deel van de winst naar deze tweede vennootschap afleiden. Zo had het boekhoudkantoor zijn advieswerk bv. in vennootschap B kunnen onderbrengen en het louter materiële werk (ingeven van facturen) in vennootschap A.

Let op! De baten moeten opwegen tegen de kosten, want een vennootschap kost geld.

Abonnees kunnen dit vonnis downloaden via http://belastingen.indicator.be of opvragen via fax (016/35 99 22) - code BT 12.16.07.

Een tweede (tussen)vennootschap kan interessant zijn om kosten, die anders als overdreven zouden worden aangemerkt, te spreiden. Geef deze tweede vennootschap een echte activiteit, zodat die meer is dan een ‘papieren’ vennootschap.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878