Wat is de definitie van een ‘geldlening’ nu nog waard?
Een dokter/zaakvoerder verkoopt zijn cliënteel voor € 343.140 aan zijn pas opgerichte vennootschap (via een zgn. quasi-inbreng). Deze verkoopprijs wordt als schuld geboekt via rekening-courant (RC). Uit het verslag van de revisor omtrent de quasi-inbreng blijkt dat de zaakvoerder met de vennootschap overeengekomen is dat die de overdrachtsprijs mag aflossen in functie van de financiële mogelijkheden. Ondertussen worden er reeds acht jaar interesten toegekend op het nog openstaande saldo (€ 67.354 na acht jaar)...
Standpunt Administratie
Volgens de fiscus is de verkoop van het cliënteel met uitstel van betaling wel degelijk een ‘geldlening’. De betalingstermijn loopt immers al meer dan acht jaar én het was van in het begin duidelijk dat een volledige terugbetaling lang op zich zou laten wachten... Het gevolg is dan ook dat de fiscus een deel van de toegekende interest herkwalificeert in een fiscaal gezien duurder dividend.
Standpunt rechter
Het Hof van cassatie geeft de fiscus gelijk! Het herhaalt dat een vordering via RC een geldlening kán zijn, maar dat niet noodzakelijk ook is, tenzij de fiscus op basis van feitelijke omstandigheden bewijst dat beide partijen in werkelijkheid een geldlening wilden toestaan... Doordat na meer dan acht jaar de verkoopprijs van het cliënteel nog steeds niet terugbetaald is en dat eigenlijk van in het begin geweten kon zijn, bewijst de fiscus dat het om een ‘geldlening’ gaat...
Commentaar
Terug naar af? Dit is - na een aantal positieve uitspraken - immers al het tweede cassatie-arrest op korte tijd waarbij een uitstel van betaling tóch gelijkgesteld wordt met een geldlening, zodat de toegekende interest wél geherkwalificeerd kan worden in een dividend.
Kijken naar de werkelijke bedoeling! Het ziet er inderdaad naar uit dat de feitelijke omstandigheden steeds vaker een cruciaal element vormen om een verkoop met uitstel van betaling onderuit te halen en er alsnog een geldlening van te maken...
Lang betalingsuitstel én meteen geweten. Dat zijn de twee feiten die in deze zaak de belastingplichtige de das omgedaan hebben. Een (de facto) betalingsuitstel van meer dan acht jaar lijkt dus niet te kunnen, zeker niet als vanaf de aanvang geweten is dat de vennootschap niet veel financiële middelen zal hebben om dat bedrag terug te betalen. Die financieel zwakke positie van de vennootschap versterkt dus in dit geval het vermoeden van een geldlening, een soort van financieringsformule zeg maar...
Is betalingsuitstel dan altijd een geldlening? Neen, zover zouden we zeker niet willen gaan en dat doet cassatie trouwens ook niet. Meer dan ooit moet u echter aandacht besteden aan een goed onderbouwde overeenkomst waarin er een ‘redelijke’ termijn overeengekomen wordt waarbinnen de koopprijs betaald moet worden. Wat redelijk is, kunt u beantwoorden door zich af te vragen welke termijn u een ‘derde’ zou toestaan voor eenzelfde terugbetaling (bv. twee tot drie jaar).
Bron
1. Cassatie, 2 december 2010. 2. Uitspraak is contra belastingplichtige.
U kunt dit arrest downloaden van http://belastingen.indicator.be of opvragen via fax (016/35 99 22) - code BT 17.07.07.