HUWELIJKSVERMOGENSRECHT - 29.10.2018

Huwelijk: van wie is de levensverzekering?

Hoewel de Belgische levensverzekeraars voor meer dan € 140 miljard beheren in Tak 21- en Tak 23-verzekeringen, was er tot voor kort onzekerheid of de aanspraken op die verzekering eigen of gemeenschappelijk zijn. De hervorming van het huwelijksvermogensrecht heeft hier verandering in gebracht. Kunt u nu op uw beide oren slapen of zijn er toch nog stappen die u beter onderneemt?

Voorbeeld. Laten we vertrekken vanuit een eenvoudig voorbeeld. Jan en Katrien zijn gehuwd zonder huwelijkscontract (wettelijk stelsel). Katrien, de verzekeringnemer, belegt gedurende het huwelijk € 15.000 via een Tak 23. Ingevolge het huwelijksstelsel geldt een weerlegbaar vermoeden dat de investering gebeurd is met gemeenschappelijk geld. Vóór 1 september 2018 zou dit bij een echtscheiding vaak tot discussie geleid hebben.

Hervorming. Sinds 1 september 2018 heeft de hervorming van het huwelijksvermogensrecht (wet van 22.07.2018, BS 27.07.2018) duidelijkheid gebracht over de behandeling van levensverzekeringen in gemeenschapsstelsels. Als de verzekering afgesloten werd vóór het huwelijk, dan zijn de aanspraken een eigen goed (art. 1399 BW) , maar is er een vergoeding verschuldigd aan de huwgemeenschap in de mate dat er na het huwelijk nog premies betaald werden met gemeenschapsgelden (art. 1432 BW) . Voor de levensverzekeringen afgesloten tijdens het huwelijk (en waarvan minstens 50% van de premies betaald werden met gemeenschappelijke gelden) maakt de wetgever een onderscheid tussen drie situaties.

Uitkering. Als de levensverzekering tijdens het huwelijk het kapitaal of een rente uitkeert of afgekocht wordt, vallen de uitkeringen in de huwgemeenschap (art. 1405, §1, 8 BW) . Ingeval een rente uitgekeerd wordt en het huwelijk ontbonden wordt, zal de reserve voor de na de ontbinding van het huwelijk nog uit te keren rentes deel uitmaken van de gemeenschap. In de mate dat de premies betaald werden met eigen gelden, is de gemeenschap wel een vergoeding verschuldigd aan het eigen vermogen van de verzekeringnemer.

Echtscheiding. Als het huwelijk eindigt door echtscheiding, dan zal de levensverzekering nog niet uitgekeerd worden. Katrien behoudt dan haar levensverzekering. De afkoopwaarde van de polis is dus een eigen goed. In de mate dat de premie met gemeenschapsgelden betaald werd, zal de verzekeringnemer wel een vergoeding verschuldigd zijn aan de gemeenschap (art. 1400, 6 BW) .

Overlijden. Als Katrien zowel de verzekeringnemer als de verzekerde is en als Jan bij haar overlijden als begunstigde de uitkering krijgt, dan mag hij deze houden. Hij is dan geen vergoeding voor de betaling van de premie met gemeenschapsgelden verschuldigd aan de huwgemeenschap (en dus onrechtstreeks aan de andere erfgenamen van Katrien) (art. 1401, §2, 2 BW) . Als Jan als eerste overlijdt, blijft de levensverzekering lopen. Katrien blijft de verzekeringnemer, maar zij zal wel een vergoeding moeten betalen aan de huwgemeenschap, in de mate dat de premie met gemeenschapsgelden betaald werd (art. 1400, 6 BW) . Als de levensverzekering door Katrien afgesloten werd in haar eigen voordeel met Jan als verzekerde (ABA-configuratie), dan verkrijgt Katrien bij het overlijden van Jan de uitkering. Zij is dan een vergoeding verschuldigd aan de huwgemeenschap in de mate dat de premie met gemeenschapsgelden betaald werd (art. 1400, 7 BW) .

Ingangsdatum. De nieuwe wet is echter enkel van toepassing op (1) echtgenoten gehuwd na 1 september 2018, (2) op die datum reeds gehuwde echtgenoten die vanaf 1 september 2018 een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel doorvoeren die een ontbinding van dit oude stelsel tot gevolg heeft en (3) echtgenoten die reeds gehuwd waren vóór 1 september 2018 en van wie het huwelijksstelsel nog niet ontbonden was op die datum, op voorwaarde dat de uitkeringen van de verzekering pas verkregen zijn vanaf 1 september 2018. De levensverzekeringen die dateren van vóór die datum, blijven dus in de onzekere sfeer van de wetgeving van 1992 (art. 127 en 128 WLVO) die volgens het Grondwettelijk Hof discriminatoir is. Gelukkig kunt u hier zelf een mouw aan passen. U kunt er immers via uw huwelijkscontract (wijzigende akte voor de notaris) voor kiezen om de nieuwe wetgeving ook toe te passen op uw ‘oude’ levensverzekeringen. Daarnaast is de nieuwe regeling ook niet van dwingend recht. Het staat u dus steeds vrij om in uw huwelijkscontract andere afspraken te maken.

Aanvullende pensioenen. Voor aanvullende pensioenen uit de zgn. tweede pijler (groepsverzekeringen, IPT, ...) werd er geen regeling getroffen bij de hervorming. Zij blijven dus wel in de schemerzone zitten en moeten het dus doen met de interpretatie van de rechtspraak. Aangezien aanvullende pensioenen soms een belangrijk bestanddeel van het (spaar)vermogen vormen, lijkt het ook hier aangewezen om duidelijke afspraken te maken in uw huwelijkscontract: Wat bij uitkering? Wat bij echtscheiding voor of na de uitkering? Welke regeling als de verzekerde overlijdt vóór de pensioenleeftijd?

Het vernieuwde huwelijksvermogensrecht heeft na jaren van onzekerheid een regeling getroffen voor levensverzekeringen betaald met gemeenschappelijke gelden. Bij een echtscheiding behoudt de verzekeringnemer de levensverzekering, maar is hij een vergoeding verschuldigd aan de huwgemeenschap voor de gelden die hij hiervoor gebruikt heeft. Als de levensverzekering afgesloten werd door de overleden echtgenoot, dan is op de uitkering bij overlijden geen vergoeding verschuldigd aan de gemeenschap. U kunt van deze regels afwijken in uw huwelijkscontract. De nieuwe regels gelden niet voor aanvullende pensioenen. U maakt daarover dus nog altijd het best zelf afspraken in uw huwelijkscontract.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878