PERSONEEL - BEDRIJFSWAGEN - 15.02.2024

Terugbetaling van thuis getankte elektriciteit: fiscaal kluwen, maar beterschap op komst?

De fiscale shift naar een groener wagenpark blijft aanleiding geven tot heel wat onduidelijkheid en bijkomende administratieve lasten. In een recent antwoord op een parlementaire vraag over de fiscaliteit van het ‘terugbetaald thuisladen’ neemt de minister een nieuw standpunt in wat betreft de ‘drie voorwaarden’.

Terugbetaling thuistanken

Parlementaire vraag (PV) van 2021

In onze eerdere bijdrage van augustus 2023 werd stilgestaan bij het administratieve en fiscale kluwen dat door de wetgever en de minister (parl. vr. nr. 472, Vandenbroucke, 01.06.2021) wordt gecreëerd omtrent de terugbetaling van het thuisladen. De minister toverde daar immers heel wat voorwaarden uit zijn hoed om te bepalen of de terugbetaling van ‘thuis getankte elektriciteit’ belast moet worden als een extra ‘voordeel alle aard’ (VAA). In een recente parlementaire vraag verandert de minister nu gelukkig stevig van koers.

Tankkaart in VAA gratis auto

Het is al jaar en dag zo dat er geen bijkomend VAA moet worden bepaald, als een werknemer of bedrijfsleider naast een salariswagen ook een tankkaart ter beschikking krijgt. Het VAA voor het persoonlijk gebruik van de wagen omvat immers ook het voordeel van het gratis tanken. Dit geldt uiteraard, gelet op de vergroening van het wagenpark, ook voor een laadpas.

Nooit zijn er vragen gesteld omtrent de behandeling van de rechtstreekse terugbetaling van brandstofkosten aan werknemers/bedrijfsleiders. Wat als de tankkaart niet werkt en via een onkostennota wordt terugbetaald? Wat als er in de onderneming niet met tankkaarten wordt gewerkt, maar louter met onkostennota’s? Moet er dan alsnog een bijkomend VAA worden aangerekend op de loonfiche als blijkt dat de brandstof gebruikt werd voor ‘privékilometers’? Niemand die zich daarover druk maakte, fiscus noch minister.

Thuistanken (niet) in VAA gratis auto?

De huidige minister van financiën luidde echter toch de alarmbel bij thuis geladen elektriciteit voor bedrijfswagens. In de praktijk werd hier doorgaans gekozen voor de pragmatische benadering, waarbij gekeken werd naar de essentie: de werkgever/vennootschap wil de volledige kosten van de brandstof voor haar rekening nemen. In die zin was het logisch te denken dat de administratieve tolerantie inzake het VAA ook hier kon worden doorgetrokken. De minister nam echter een zeer theoretisch standpunt in: waar de tankkaart en laadpas door de werkgever ter beschikking worden gesteld, is er bij de vergoeding van de thuis getankte elektriciteit sprake van een terugbetaling van kosten, en een terugbetaling – zo meldt de minister – is geen “anders dan in geld verkregen voordeel”. Deze terugbetaling kan dus niet omvat zijn in het VAA van de wagen zelf en moet afzonderlijk behandeld (en belast?) worden.

PV 2021 => geen extra VAA: 3 voorwaarden!

In zijn antwoord op de PV van 2021 schoof de minister dan ook drie cumulatieve voorwaarden naar voor, opdat er geen extra VAA van toepassing zou zijn voor de terugbetaling van elektriciteit. De opvallendste was hierbij dat de werkgever/vennootschap een homecharger of laadpaal ter beschikking moest stellen van de werknemer of bedrijfsleider. Het ter beschikking stellen van een laadpaal werd als gevolg een essentiële voorwaarde om te vermijden dat er bij een werknemer een extra VAA wordt aangerekend voor thuis getankte elektriciteit.

VAA indien niet voldaan aan voorwaarden!

Wordt er niet aan één van de drie voorwaarden voldaan, dan moet er volgens de minister een onderscheid worden gemaakt tussen privé-, beroepsmatige en woon-werkverplaatsingen. Enkel de vergoeding voor beroepsmatige verplaatsingen kwalificeerde als een terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever en gaf geen aanleiding tot een bijkomend VAA. Voor de privéverplaatsingen zou er sprake zijn van een bijkomend VAA, dat geraamd wordt op basis van het werkelijk betaalde bedrag. De vergoeding voor woon-werkverplaatsingen zou tot de grens van € 470,00 (aanslagjaar 2024) zijn vrijgesteld uit hoofde van de werknemer (maar niet bij de bedrijfsleider).

Nieuw standpunt minister

Ter beschikking stellen laadpaal hoeft niet

De praktijk legde het strenge standpunt van de minister doorgaans naast zich neer, aangezien de algemene consensus was dat er een onterecht onderscheid werd gecreëerd voor vergelijkbare situaties. Ook binnen de politiek werd de ietwat vreemde positie van de minister niet gesmaakt. Zo werd er in navolging van de initiële PV nog meermaals op terugkomen, bv. in 2022 werd gevraagd waarom de minister met zijn standpunt het elektrisch rijden zou ontmoedigen door het privégebruik van werknemers een bijkomend VAA aan te rekenen (mond. parl. vr. nr. 55024138C, Donné, 16.02.2022) . Eerder kwam de minister al (gedeeltelijk) terug op zijn standpunt door te melden dat er geen extra laadpaal moest worden voorzien als de partner van de werknemer van zijn of haar eigen werkgever al een laadpaal kreeg. Twee laadpalen op de oprit vond ook hij te veel van het goede.

De minister wijkt nu volledig af van zijn eerdere standpunt en laat de voorwaarde van het ter beschikking stellen van de laadpaal expliciet vallen: “de werknemer [mag] dus ook zijn eigen laadpaal gebruiken om zijn bedrijfswagen thuis op te laden. De werkgever hoeft geen laadpaal ter beschikking te stellen voor de toepassing van de administratieve tolerantie” (parl. vr. nr. 1738, Vermeersch, 26.10.2023) . Sterker nog, de minister laat uitschijnen dat de voorwaarde van de terbeschikkingstelling nooit van toepassing was, door te stellen dat hij met zijn eerdere antwoorden “enkel heeft willen verduidelijken dat wanneer de werkgever wel een laadpaal ter beschikking stelt, die terbeschikkingstelling evenmin aanleiding zal geven tot het belasten van een afzonderlijk VAA, maar dat het voordeel geacht wordt vervat te zitten in het forfaitair geraamde VAA van de ter beschikking gestelde elektrische bedrijfswagen”.

Op basis van dit nieuwe standpunt kan een werknemer/bedrijfsleider er zeker van zijn dat er geen discussie ontstaat omtrent het VAA van de bedrijfswagen, als de werkgever/vennootschap de thuis getankte elektriciteit terugbetaalt, zelfs niet voor privéverplaatsingen, als de twee resterende voorwaarden wel voldaan zijn:

  1. via het laadsysteem kunnen de kosten voor het thuis opladen van de bedrijfswagen op een verifieerbare wijze worden vastgesteld;
  2. de car policy moet voorzien in de terugbetaling van de elektriciteit die wordt getankt via de homecharger of laadpaal.

Terugbetaling volgens werkelijke kosten

De recente PV verduidelijkt tot slot wel dat de minister blijft vasthouden aan de visie dat de terugbetaling door de werkgever/vennootschap moet gebeuren “op basis van de werkelijke elektriciteitskosten” en “uitsluitend betrekking [mag hebben] op de elektriciteit getankt voor de door hem ter beschikking gestelde bedrijfswagen”. Deze manier van werken werd afgelopen jaar nog uitgebreid toegelicht door de Rulingdienst (ruling nr. 2023.0080, 28.04.2023) .

De pragmatische werkwijze waarbij de terugbetaling gebeurt op basis van de gemiddelde (maandelijkse) energieprijs zoals gepubliceerd door de VREG, blijft dus nog steeds uitgesloten. Wel kan o.i. op maandelijkse basis een voorschot o.b.v. de VREG-prijzen betaald worden, om dan sporadisch af te rekenen aan de hand van de eindafrekening van de werknemer/bedrijfsleider.

Zoals eerder al door ons toegelicht en recent opnieuw opgepikt door verschillende media, heeft deze strenge visie bijkomende complexiteit en administratie met weinig ‘winst’ langs de zijde van de fiscus tot gevolg. Het is volgens ons duidelijk dat zowel de wetgever als de fiscus er zelf nog niet uit is hoe om te gaan met de vergroening van de autofiscaliteit.

Alexander Verleysen en Lauren Van Luyten

Belastingconsulenten dnf belgium

In een recente PV schrapt de minister de onnodige voorwaarde van het ter beschikking stellen van een laadpaal om een bijkomend VAA te vermijden. Hij blijft er echter aan vasthouden dat de terugbetaling moet gebeuren “op basis van de werkelijke elektriciteitskosten” en niet volgens bv. de gemiddelde VREG-prijzen.

Contactgegevens

Larcier-Intersentia | Tiensesteenweg 306 | 3000 Leuven

Tel.: 0800 39 067 | Fax: 0800 39 068

contact@larcier-intersentia.com | www.larcier-intersentia.com

 

Maatschappelijke zetel

Lefebvre Sarrut Belgium NV | Hoogstraat 139 - Bus 6 | 1000 Brussel

RPM Bruxelles | TVA BE 0436.181.878