Rechter past forfaitaire raming voordeel alle aard gratis lening niet toe!
A was in 2014 en 2015 zaakvoerder van de BV X, die zelf bestuurder was van de NV Y en door A vast vertegenwoordigd werd. A had aan Y voor beide jaren een leningschuld in rc van ± € 1.000.000, waarop interest werd gerekend tegen 3,997%.
Standpunt Administratie. De fiscus stelt dat de interestvoet die volgens het KB/WIB 92 moet worden gebruikt om het VAA gratis lening zonder vaste looptijd te ramen, 9,20% bedraagt voor 2014 en 8,16% voor 2015. Het verschil tussen de interest berekend volgens deze zgn. referentie-interestvoeten en de interest die A betaalt, belast hij bij A als een VAA.
Standpunt rechter. De rechter geeft de fiscus gelijk dat er een VAA gratis lening belastbaar is bij A. Hij is het echter niet eens met de raming van dit VAA. A heeft met cijfers van de NBB aangetoond dat de interestvoet voor een rc in 2014 en 2015 gemiddeld 5,48% en 5,07% bedroeg. De rechter beslist dat het VAA beperkt is tot het verschil tussen 5,48% en 5,07% en de toegepaste interestvoet van 3,997%. De raming van het VAA volgens het KB/WIB 92 laat hij buiten toepassing, omdat het geen correcte raming is van de ‘werkelijke waarde’ van het VAA.
Commentaar. Aangezien de gehanteerde interestvoet lager was dan de marktconforme interestvoet, oordeelt de rechter dat er sprake was van een VAA, maar dat dit VAA niet berekend mag worden met de tarieven uit het KB/WIB 92. Die stemmen immers, zo blijkt uit de cijfers van de NBB, niet overeen met de ‘werkelijke waarde’, zoals wettelijk vereist. Het KB/WIB 92 schendt dus het zgn. legaliteitsbeginsel van de Grondwet (art. 170, §1 en art. 172, lid 2 GW) .
Let op! De fiscus kan en zal waarschijnlijk tegen deze uitspraak in cassatie gaan. Mogelijk wordt deze uitspraak dus nog vernietigd…
Ga naar uw online artikel en download het arrest van het hof van beroep te Gent van 20.02.2024.