De notionele interestaftrek en de dividendpolitiek
Wat is nu het interessantste: de winst van een vennootschap als dividend uitkeren of ‘reserveren’ en later als liquidatiebonus uitkeren?
Dividend versus liquidatiebonus
Dividend. Keert uw vennootschap een dividend uit, dan moet uw vennootschap in principe 25% RV inhouden. Let op! Bij dividenden van aandelen op naam uitgegeven na 1 januari 1994 is er echter maar 15% RV verschuldigd.
Liquidatiebonus. Keert u niets uit, dan zal u bij de ontbinding op het uitgekeerde (de zgn. liquidatiebonus) 10% RV worden ingehouden.
Voorbeeld. Keert uw vennootschap u een dividend van 100 uit, dan blijft er bij u privé maximaal 85 of minimaal 75 over. Van een uitkering van 100 als liquidatiebonus blijft er na inhouding van 10% RV dus 90 over.
Dus. Bij een dividenduitkering houdt u privé minder over (hogere voorheffing), maar het geld komt onmiddellijk in uw privévermogen. Wanneer u het geld oppot in uw vennootschap, dan zullen de opbrengsten van dit spaargeld de vennootschapsbelasting ondergaan.
In cijfers
Uw vennootschap heeft bv. een winst behaald van € 100. U wenst dit bedrag te beleggen in een obligatie met een rendement van 5%.
Reserveren. Wanneer u de winst reserveert en de belegging uitvoert vanuit de vennootschap, is deze interest belastbaar tegen het tarief van bv. 33,99% en bent u dus € 1,7 aan belasting kwijt. Op het einde van de rit wacht u een liquidatiebelasting van 10%. De totale belastingdruk op de roerende belegging bedraagt aldus 40,6%.
Winst | € 100 |
Opbrengst | € 5 |
Vennootschapsbelasting: 33,99% op € 5 | € 1,7 |
Liquidatiebelasting 10% (€ 5 - € 1,7) of € 3,3 x 10% of € 0,33 | € 0,33 |
Netto over: € 5 - € 1,7 - € 0,33 | € 2,97 |
Uitkeren. Keert u de winst uit, dan ondergaat men eerst de bronheffing bij uitkering (15% of 25%). Dit nettobedrag kunt u beleggen. De opbrengst uit de belegging ondergaat de bevrijdende RV van 15%.
Winst | € 100 | € 100 |
Netto privé na rv 15% of 25% | 85 | 75 |
Opbrengst 5% | € 4,25 | € 3,75 |
Netto na rv 15% | € 3,61 | € 3,19 |
Het voordeel van de lagere bronheffing bij liquidatie ten opzichte van dividenduitkering wordt aangevreten door het lagere rendement van de belegging binnen de vennootschap.
Maar nu met de notionele interestaftrek?
Het principe. Na de inwerkingtreding van de notionele interestaftrek moeten we onze berekeningen herzien. De notionele interestaftrek staat immers toe dat een vennootschap een bedrag gelijk aan 3,44% van het eigen vermogen in aftrek neemt van de belastbare grondslag.
Gevolg. Terug naar ons voorbeeld: door de winst van € 100 te reserveren stijgt het eigen vermogen van de vennootschap met hetzelfde bedrag. De gereserveerde winst geeft dus recht op een aftrek van € 3,44. Bij reservering van de winst is het rendement op de obligatie (€ 5) dus slechts ten belope van € 1,56 belastbaar. Rekening houdend met de liquidatiebelasting van 10% komt u aan een totale belastingdruk van 19,6%.
Winst | € 100 |
Opbrengst | € 5 |
Notionele interestaftrek | Aftrek € 3,44 |
Vennootschapsbelasting van 33,99% op € 1,56 (€ 5 - € 3,44) | € 0,53 |
Liquidatiebelasting van 10% op (€ 5 - € 0,53) | € 0,45 |
Netto over: € 5 - € 0,53 - € 0,45 | € 4,02 |